ECLI:NL:GHAMS:2016:5063

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
200.159.606/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige premies ziektekostenverzekering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot betaling van achterstallige premies voor een ziektekostenverzekering. De appellant, die in hoger beroep was gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter, had een ziektekostenverzekering afgesloten bij Anderzorg N.V. en had de verschuldigde premies niet correct betaald. De appellant had de premies voor zowel zijn eigen polis als die van zijn echtgenote in één bedrag overgemaakt, wat leidde tot verwarring bij de verzekeraar over de toerekening van de betalingen. Anderzorg had de appellant herhaaldelijk gewezen op de onduidelijkheid van zijn betaalwijze en had uiteindelijk de vordering ter incasso uit handen gegeven. De kantonrechter had de vorderingen van Anderzorg toegewezen en die van de appellant afgewezen. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de kantonrechter Anderzorg niet-ontvankelijk had moeten verklaren, maar het hof oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige premies en de proceskosten. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.159.606/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 2407480 CV EXPL 13-25012
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 november 2016
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. S.A.C.A. van Vloten te Amsterdam,
tegen
ANDERZORG N.V.,
gevestigd te Wageningen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.A. Bos te Zwolle.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Anderzorg genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 4 september 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 5 juni 2014 dat onder bovenvermeld zaaknummer is gewezen tussen Anderzorg als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Op 13 januari 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.
Vervolgens zijn nog de volgende stukken ingediend:
- akte overlegging producties ( [appellant] );
- antwoordakte met productie (Anderzorg);
- antwoordakte met producties ( [appellant] ).
Daarna is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - Anderzorg alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen althans deze zal afwijzen, de vorderingen van [appellant] zal toewijzen en Anderzorg zal veroordelen al hetgeen [appellant] reeds ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald terug te betalen met rente, een en ander met beslissing over de proceskosten en nakosten.
Anderzorg heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten en de nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
1.1.
[appellant] heeft bij Anderzorg een ziektekostenverzekering afgesloten, waarvoor hij bij vooruitbetaling maandelijks een premiebedrag van laatstelijk € 72,25 verschuldigd is. De echtgenote van [appellant] heeft eveneens bij Anderzorg een
ziektekostenverzekering afgesloten.
1.2.
[appellant] heeft de door hem en zijn echtgenote verschuldigde premiebedragen betaald. [appellant] doet deze betalingen per acceptgiro. Hij betaalde de premiebedragen in één totaalbedrag, onder vermelding van verschillende betalingskenmerken in de omschrijving.
1.3.
Anderzorg heeft [appellant] bericht dat hij een deel van de maandelijkse premies onbetaald heeft gelaten.
1.4.
Na sommatie heeft Anderzorg haar vordering ter incasso aan haar gemachtigde uit handen gegeven, die [appellant] bij verschillende brieven heeft aangemaand tot betaling van de achterstallige premies verhoogd met rente en kosten.
1.5.
Bij brief van 9 november 2012 heeft Anderzorg [appellant] , voor zover van belang, het volgende gemeld:
“ Op 13 oktober 2012 hebben we uw e-mail ontvangen, waarin u ons vraagt uw betalingen correct volgens betalingskenmerken te boeken.
(...)
Wijze van betalen
We zijn ons er van bewust dat we niet al uw betalingen geboekt hebben zoals u aangegeven heeft door middel van de betalingskenmerken zoals u vermeld in de omschrijving. We begrijpen dat dit voor verwarring zorgt. Graag leggen we u uit waarom dit gebeurt.
U en uw vrouw staan ieder op een eigen polis. In ons systeem staat bij uw polis het rekeningnummer eindigend op (…) vermeld; bij de polis van uw vrouw staat het rekeningnummer eindigend op (...) vermeld. U maakt de premiebedragen voor beide polissen in 1 bedrag over, onder vermelding van beide betalingskenmerken in de omschrijving. Dat gaat meestal goed, maar niet altijd. Het kan gebeuren dat het totale bedrag op 1 polis geboekt wordt. als er geen bedragen openstaan, wordt het bedrag dat overblijft in de “vooruitontvangst” gezet. Zodra de volgende maandpremie klaar gezet wordt om aangeboden te worden, wordt dit bedrag al op deze maandpremie geboekt. Het gevolg is dat u voor de eerstvolgende maand geen acceptgirokaart toegestuurd krijgt, omdat deze niet aangemaakt wordt. Deze kunnen we helaas ook niet nasturen.
(…)
Advies betaalwijze
We vinden het erg vervelend dat we uw betalingen niet altijd correct boeken. Dit heeft te maken met de manier waarop ons systeem alle betalingen verwerkt. Misschien is het voor u mogelijk om per 1 januari 2013 uw polissen samen te voegen. U krijgt dan de premie in 1 bedrag met 1 betalingskenmerk aangeboden. Ook is het mogelijk een machtiging tot automatisch incasso af te geven. U kunt dit via Mijn Anderzorg aangeven. Het is ook mogelijk om in uw internetbankieromgeving aan te geven dat u via een digitale nota wilt betalen.
(..)”
1.6.
Bij brief van 26 maart 2013 heeft Anderzorg [appellant] , voor zover van belang, het volgende bericht:
“Met uw e-mail van 7 maart 2013 reageert u op onze brief van 9 november 2012. (..)
U wilt graag alsnog de nota’s ontvangen van de maandpremies die we u niet gestuurd hebben, omdat we vóór het aanmaken van deze acceptgiro’s een betaling hierop geboekt hebben. We hebben u in onze brief van 9 november 2012 uitgelegd dat dit niet mogelijk is. We hebben u wel een betalingsherinnering en aanmaning voor deze nota’s gestuurd. Voor uw eigen administratie kunt u deze nota’s gebruiken.
We begrijpen dat het erg vervelend is dat het boeken van uw betalingen niet altijd goed verloopt. We hebben uw begrip hiervoor gevraagd, ook hebben we u aangegeven wat de mogelijkheden zijn om dit te voorkomen. U heeft hier geen begrip voor, want u maakt de bedragen over met vermelding van onze betalingskenmerken. U geeft aan dat het niet van belang is van welk rekeningnummer betaald wordt zolang de gevraagde betalingskenmerken gebruikt worden. Dat klopt inderdaad, maar op dit moment hebben we ons systeem nog niet kunnen aanpassen aan uw manier van betalen.
Dat betekent dat betalingen soms onjuist geboekt worden. We hebben deze boekingen gecorrigeerd en u voor de nog openstaande bedragen een betalingsherinnering en aanmaning gestuurd. Uiteindelijk hebben we de nog openstaande vorderingen overgedragen aan de deurwaarder. In onze brief van 9 november 2012 hebben we u gewezen op de openstaande premies. In de bijlage vindt u ons overzicht tot en met uw betaling van 4 maart 2013. (…)”
1.7.
Op 17 januari 2014 heeft [appellant] Anderzorg gemaild dat hij diverse premiebetalingen over 2013 en 2014 niet geheel correct heeft gedaan (met betrekking tot het betalingskenmerk en/of het bedrag) en gevraagd de betalingen alsnog te boeken zoals hij in zijn e-mailbericht aangeeft.

3.Beoordeling

3.1.
Anderzorg heeft in eerste aanleg gevorderd dat [appellant] , uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 214,75 aan hoofdsom, € 96,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 2,21 aan wettelijke rente, de wettelijke rente over € 214,75 vanaf 9 januari 2014 tot aan de voldoening en de proceskosten.
3.2.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat Anderzorg zal worden veroordeeld tot afgifte van deugdelijke kwitanties en bewijzen van betaling over de periode december 2013 tot drie jaren nadien op straffe van een dwangsom, het ongedaan maken van de aanmelding van [appellant] bij het Referentiebestand Verzekerden Zorgverzekeringswet (hierna: RBVZ) en betaling van schadevergoeding van € 3.430,35 en een nader te bepalen immateriële schadevergoeding, een en ander met veroordeling van Anderzorg in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
De kantonrechter heeft de vorderingen van Anderzorg in zoverre toegewezen, dat [appellant] is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van 214,75 met rente, € 69,63 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 2,21 aan voor de dagvaarding verschuldigd geworden rente en de proceskosten in conventie, uitvoerbaar bij voorraad.
De vorderingen van [appellant] heeft de kantonrechter afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.
3.4.
In
grief 2betoogt [appellant] dat de kantonrechter Anderzorg niet-ontvankelijk had moeten verklaren in haar vorderingen vanwege de nietigheid van de dagvaarding. Volgens [appellant] heeft Anderzorg haar substantiëringsplicht geschonden.
3.5.
Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat van nietigheid geen sprake is nu de dagvaarding de eis en de gronden vermeldt en bovendien niet gebleken is dat [appellant] in zijn verdediging is geschaad. Deze grief faalt derhalve.
3.6.
In zijn overige grieven betoogt [appellant] , naar de kern genomen, dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de door Anderzorg gestelde betalingsachterstand is ontstaan en (om die reden) ten onrechte de vorderingen van Anderzorg heeft toegewezen en de vorderingen van [appellant] heeft afgewezen.
3.7.
Op grond van de stellingen van partijen en de daarbij overgelegde stukken is komen vast te staan dat Anderzorg [appellant] er verschillende keren op heeft gewezen dat de door hem toegepaste - naar het oordeel van het hof onoverzichtelijke - betaalwijze door (het geautomatiseerde betalingssysteem van) Anderzorg niet goed kan worden verwerkt, en dat Anderzorg [appellant] heeft verzocht zijn betaalwijze aan te passen, maar dat [appellant] dat om hem moverende redenen steeds heeft geweigerd te doen. [appellant] heeft onvoldoende weersproken dat door bedoelde betaalwijze, bedragen zijn toegerekend aan de door zijn echtgenote verschuldigde premies en dat daardoor geen betalingsachterstand ten aanzien van zijn echtgenote (meer) bestaat. [appellant] heeft ook niet gesteld dat de betalingen die door Anderzorg aan de polis van zijn echtgenote zijn toegerekend, door [appellant] of zijn echtgenote dubbel zijn betaald. Anderzorg stelt dat door deze toerekening, per saldo een betalingsachterstand ten aanzien van de premies van [appellant] is ontstaan. Zij heeft het voorgaande voldoende met stukken onderbouwd. Ter comparitie van partijen is [appellant] daarom uitgenodigd een overzicht te maken van de premies die hij en zijn echtgenote verschuldigd waren en een overzicht van de betalingen die hij heeft gedaan voor zichzelf en zijn echtgenote. [appellant] heeft echter slechts overzichten ten aanzien van zichzelf overgelegd over de jaren 2011 tot en met 2013 (productie 7 bij akte overlegging producties) en niet (ook) ten aanzien van zijn echtgenote. Daardoor heeft hij niet de gevraagde inzichtelijkheid verschaft. Door over de door hem gedane betalingen onduidelijkheid te laten bestaan, heeft [appellant] onvoldoende weersproken dat hij per saldo te weinig aan Anderzorg heeft betaald. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom terecht is toegewezen.
3.8.
Om deze reden, zijn door de kantonrechter de vorderingen van [appellant] tot afgifte van deugdelijke kwitanties en betalingsbewijzen en tot betaling van (immateriële) schadevergoeding terecht afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde ongedaanmaking van de aanmelding van [appellant] bij het RGVZ, geldt nog het volgende. Anderzorg heeft gemotiveerd betwist dat zij [appellant] heeft aangemeld bij het RGVZ. [appellant] heeft geen bewijs overgelegd dat Anderzorg hem wel heeft aangemeld, noch een voldoende concreet bewijsaanbod gedaan. Dit betekent dat de vordering terecht is afgewezen. Uit het voorgaande volgt dat [appellant] terecht in de proceskosten in eerste aanleg is verwezen.
3.9.
Het algemene bewijsaanbod van [appellant] wordt gepasseerd omdat geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere beslissing kunnen leiden.
3.10.
De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep alsmede de nakosten.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Anderzorg begroot op € 704 aan verschotten en € 1.264 voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, M.P. van Achterberg en J.G. Sijmons en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 november 2016.