In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot betaling van achterstallige premies voor een ziektekostenverzekering. De appellant, die in hoger beroep was gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter, had een ziektekostenverzekering afgesloten bij Anderzorg N.V. en had de verschuldigde premies niet correct betaald. De appellant had de premies voor zowel zijn eigen polis als die van zijn echtgenote in één bedrag overgemaakt, wat leidde tot verwarring bij de verzekeraar over de toerekening van de betalingen. Anderzorg had de appellant herhaaldelijk gewezen op de onduidelijkheid van zijn betaalwijze en had uiteindelijk de vordering ter incasso uit handen gegeven. De kantonrechter had de vorderingen van Anderzorg toegewezen en die van de appellant afgewezen. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de kantonrechter Anderzorg niet-ontvankelijk had moeten verklaren, maar het hof oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige premies en de proceskosten. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.