Uitspraak
Onderzoek van de zaak
2 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 19 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een of meer anderen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/ of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of door dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 19 september 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , die zich wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Nederland had(den) verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was.
Vonnis waarvan beroep
Bewijsverweren
Bewezenverklaring
hij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 19 september 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] door dwang en geweld en andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
hij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 19 september 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die zich wederrechtelijk verblijf in Nederland hadden verschaft, krachtens overeenkomst arbeid heeft doen verrichten, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, althans ernstige redenen hadden om te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
16 november 2016. De procedure in eerste aanleg en in hoger beroep heeft derhalve ruim vijf jaar geduurd. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is deze periode met vijftien maanden overschreden.
12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
€ 32.233,35, bestaande uit € 22.233,35 aan materiële schade (gederfde inkomsten en kosten voor het opvragen van medische gegevens) en € 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen.
€ 29.733,35, bestaande uit € 22.233,35 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) bestaande uit € 10.000,00 (tienduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) bestaande uit € 10.000,00 (tienduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
135 (honderdvijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2016.