ECLI:NL:GHAMS:2016:4986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
23-001307-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake openlijk geweld in vereniging

Dit arrest betreft het hoger beroep van een verdachte die was veroordeeld voor openlijk geweld in vereniging tegen een slachtoffer op 15 juli 2014 in Amsterdam. De verdachte had samen met anderen geweld gepleegd tegen het slachtoffer op de Reguliersdwarsstraat, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De politierechter had eerder op 25 maart 2016 een vonnis gewezen, maar het gerechtshof Amsterdam heeft dit vonnis vernietigd. Tijdens de zitting op 4 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, omdat hij werd aangevallen door het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een noodweersituatie, maar dat de grenzen van de noodzakelijke verdediging waren overschreden toen het slachtoffer op de grond lag. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat zijn handelen voortkwam uit een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door het gedrag van het slachtoffer. De benadeelde partij is in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2016.

Uitspraak

parketnummer: 23-001307-16
datum uitspraak: 18 november 2016
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-041621-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij, op of omstreeks 15 juli 2014, te Amsterdam, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Reguliersdwarsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
- stompen, slaan en/of schoppen tegen het lichaam, en/of
- stompen en/of slaan in, op of tegen het gezicht, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] in, op of tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, te weten een blauw oog, voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij, op of omstreeks 15 juli 2014, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te stompen, te slaan en/of te schoppen, en/of
- die [slachtoffer] in, op of tegen het gezicht te stompen en/of te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. e verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover inhoudelijk nog aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter in de rechtbank Amsterdam.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 15 juli 2014, te Amsterdam, met anderen, op de openbare weg, de Reguliersdwarsstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en schoppen tegen het lichaam en in het gezicht.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Bespreking van een verweer
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende aangevoerd.
Er was sprake van een onwillige klant (aangever) die fysiek agressief jegens de verdachte en het personeel is geworden. Er is daardoor een handgemeen ontstaan en aangever is buiten de deur gezet. Dat is op zichzelf geoorloofd. Omdat aangever zich hiertegen verzette, is er over en weer geslagen. Het is voor personeel van een restaurant geboden dat een dergelijke klant zo snel als mogelijk naar buiten wordt gewerkt. In de horeca bestaat altijd het gevaar voor wapens. Er was daarom mijns inziens sprake van een noodweersituatie. De grenzen van de geboden en noodzakelijke verdediging zijn echter overschreden toen aangever op de grond lag.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het in eerste aanleg gedane beroep op noodweer gehandhaafd en verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen in zijn pleitnotities dienaangaande is opgenomen.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
[verdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij rumoer hoorde in het restaurant en zag dat aangever [naam 1], [naam 2] op zijn hoofd sloeg, waarna hij samen met collega [naam 3] tussen beiden is gekomen en heeft geprobeerd aangever naar buiten te duwen. Omdat hij veel kleiner en lichter dan aangever was, werd hij door aangever naar beneden getrokken en kreeg hij rake klappen. Hij is via het krappe voorhalletje van het restaurant met zijn hoofd naar beneden geduwd naar buiten gerommeld, waar hij uiteindelijk los wist te komen van aangever. Toen hij buiten was werd hij plots geslagen door de vriendin van aangever die hem en de anderen uitschold voor kut chinezen.
Eenmaal buiten op de Reguliersdwarsstraat beland, ziet hij dat [naam 2], nogmaals wordt geslagen, waardoor diens bril op de straat viel en hij wist dat [naam 2] nog maar weinig zag omdat hij zeer slechte ogen heeft. Ook buiten bleef aangever de confrontatie met hem zoeken en hij vreesde dat aangever het restaurant weer in wilde gaan, hetgeen hij per se wilde voorkomen. Buiten heeft hij aangever geschopt en geslagen omdat hij zich moest verweren tegen hem.
Het bovenstaande is (deels) bevestigd door de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Aldus is aannemelijk geworden dat er voor de verdachte sprake was van een noodweersituatie. De aangever heeft immers in het restaurant als eerste de confrontatie gezocht, onder meer door verdachte te slaan, waarna deze gerechtigd was de aangever uit het restaurant te zetten. Aannemelijk is geworden dat het daarbij door de verdachte en de medeverdachte uitgeoefende geweld binnen aanvaardbare grenzen is gebleven (dus proportioneel was). Aangever is buiten de confrontatie blijven opzoeken en heeft de verdachte ook nog geslagen. Het daarop volgende geweld van de zijde van de verdachte en de medeverdachte is eveneens als proportioneel aan te merken, althans tot het moment waarop de aangever ten val kwam. Toen de aangever op de grond lag, was er naar het oordeel van het hof niet langer sprake van een situatie die noopte tot enige verdediging. Het toen op de aangever door de verdachte en de medeverdachte uitgeoefende geweld kan dientengevolge niet langer worden aangemerkt als vallend onder een noodzakelijke en geboden verdediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Bespreking van een verweer
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in aanvulling op hetgeen is gezegd over het beroep op noodweer, het volgende aangevoerd.
De grenzen van de geboden en noodzakelijke verdediging zijn overschreden toen aangever op de grond lag. Echter, vanwege de invoelbare emoties van boosheid en angst die door het gedrag van aangever bij de verdachte zijn opgewekt, in combinatie met de rake klappen die hij heeft uitgedeeld, ben ik van oordeel dat dit handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die is voortgevloeid uit het gedrag van aangever, zodat sprake is van noodweerexces. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het in eerste aanleg gedane beroep op noodweer exces gehandhaafd en verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen in zijn pleitnotities dienaangaande is opgenomen.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer -en in aanvulling op hetgeen over het beroep op noodweer is beslist- het volgende.
Gelet op de verklaring van de verdachte zoals hierboven onder het beroep op noodweer weergegeven, acht het hof het aannemelijk geworden dat de overschrijding van de grenzen van een noodzakelijke verdediging het gevolg is geweest van een door het gedrag van aangever veroorzaakte hevige gemoedsbeweging bij de verdachte. Aldus slaagt het beroep op noodweerexces, is de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Omdat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en geen toepassing zal worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dient de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2016.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.