ECLI:NL:GHAMS:2016:4984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
23-000551-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte in meerdere strafzaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof heeft de verdachte in meerdere strafzaken, waaronder bedreiging, huisverbod overtredingen, vernielingen, mishandeling en diefstal, volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard. De zaak omvatte een reeks van delicten die de verdachte heeft gepleegd in de periode van 2014 tot 2015, waarbij hij onder invloed was van een psychische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type. Het hof heeft de deskundigenrapporten overgenomen die de rol van de psychische aandoening in de gedragingen van de verdachte bevestigen. De verdachte is niet strafbaar verklaard voor de bewezen verklaarde feiten en is ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens is de verdachte voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, maar de schadevergoedingsmaatregel is niet opgelegd vanwege de psychische stoornis van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-000551-16
datum uitspraak: 18 november 2016
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 januari 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers: 15-800263-15 (zaak A), 15-800129-15 (zaak B), 15-062324-15 (zaak C),
15-173103-14 (zaak D), 15-043864-15 (zaak E), 15-014027-15 (zaak F) en 15-102637-15 (zaak G) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is in nagenoemde zaken aan de verdachte ten laste gelegd dat:
-
ten aanzien van zaak A -
hij op of omstreeks 21 juni 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, [slachtoffer 1] (zijnde zijn, verdachtes, vader) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (tijdens en/of kort na een worsteling met die [slachtoffer 1]) een mes uit zijn, verdachtes, broekzak gepakt en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Ik steek een mes tussen je ribben", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of (vervolgens) met dat mes in zijn hand(en) (dreigend) richting (onder meer) die [slachtoffer 1] gezwaaid;
- ten aanzien van zaak B, onder 1 -
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 15 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres], heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
- ten aanzien van zaak B, onder 2
hij op of omstreeks 11 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een stuk betontegel tegen het ruit gegooid;
-
ten aanzien van zaak C
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te Den Helder en/of Heerhugowaard, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 30 maart 2015 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland immers heeft verdachte opzettelijk niet voldaan aan het bevel zoals opgenomen in genoemde gedragsaanwijzing (nu verdachte zich niet op 31 maart 2015 tussen 10.00 uur en
12
uur heeft gemeld bij GGZ Reclassering Palier);
- ten aanzien van zaak D
hij op of omstreeks 10 augustus 2014 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], met zijn (tot vuist gebalde) hand tegen de kaak althans tegen/in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
- ten aanzien van zaak E onder 1 -
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk en wederrechtelijk servies en/of een (binnen)deur en/of bloembak(ken) en/of een (achter)ruit en/of een dakpan, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
- ten aanzien van zaak E onder 2 -
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door
- te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of
- te schoppen en/of te trappen in de richting van die ambtena(a)r(en;
- ten aanzien van zaak F
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Middenmeer, (diens zus) [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd :"Wacht maar af dan gooi ik een baksteen tegen je hersens aan" en/of "Als je zo doorgaat gooi ik je door het raam", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- ten aanzien van zaak G onder 1
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Heerhugowaard opzettelijk een personenauto (Opel Astra), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Autorecycling [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentieel koper welke een proefrit wilde maken, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
-
ten aanzien van zaak G onder 2
hij op of omstreeks 25 mei 2015 te 's-Heer Arendskerke, gemeente Goes, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakje shag (javaanse jongens) met vloe(rizzla rood), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan benzinestation [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof ten aanzien van zaak C tot een andere beslissing.
Bespreking van een verweer
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi aangevoerd – kort gezegd en naar het hof begrijpt – dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de in zaak B onder 1 ten laste gelegde overtreding van het huisverbod op 15 maart 2015. Zij heeft daartoe gesteld, overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities, dat de verlenging van het besluit tot oplegging van een huisverbod niet op de juiste wijze aan de verdachte is bekendgemaakt, de verlenging is niet geschiedt door toezending of uitreiking maar het besluit is mondeling telefonisch aan de verdachte medegedeeld. Gelet daarop is de verlenging van het huisverbod niet in werking getreden en heeft de verdachte deze dan ook niet (kunnen) overtreden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 5 maart 2015 is de verdachte aangehouden op heterdaad ter zake van huiselijk geweld in de ouderlijke woning aan de [adres] te Middenmeer. Hem is daarop bij besluit van 5 maart 2015 te 18.00 uur, door de burgemeester een huisverbod voor de ouderlijke woning opgelegd voor een periode van tien dagen, derhalve tot 15 maart 2015 te 18.00 uur. Op 12 maart 2015 is dit huisverbod door de burgemeester verlengd met een periode van achttien dagen, derhalve tot 2 april 2015 te 18.00 uur.
In het dossier bevindt zich een beleidsadvies ten behoeve van voormelde verlenging van het tijdelijk huisverbod, opgesteld door [naam 1]. Dit advies houdt in dat op 12 maart 2015 omstreeks 12.30 uur de verdachte is gebeld en dat toen is gesproken over de voorgenomen verlenging. Verdachte heeft in dat gesprek gezegd het niet eens te zijn met de verlenging van het huisverbod, omdat dit voor hem geen perspectief zou bieden. Diezelfde dag omstreeks 14.30 uur is de verdachte nogmaals gebeld voor zijn postadres, om de beschikking te kunnen versturen. De verdachte heeft toen aangegeven geen adres te hebben en niet akkoord te zijn met de verlenging en te vinden dat de gemeente maar een rechtszaak tegen hem moet beginnen. Hij heeft voorts aangegeven dat hij naar huis zou gaan zodra het tijdelijk huisverbod van tien dagen voorbij is, hetgeen zou zijn op 15 maart 2015 te 18.00 uur.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] houdt in dat zij op 15 maart 2015 omstreeks 18.09 uur de melding kregen dat de verdachte in de ouderlijke woning aanwezig was. Ter plaatse aangekomen zagen zij dat de verdachte vanuit de hal van de woning de woonkamer in kwam. Verdachte is daarop aangehouden wegens overtreding van het verlengde huisverbod.
Blijkens het proces-verbaal van verhoor bij politie heeft de verdachte verklaard dat hij is gebeld over de verlenging van het huisverbod, maar dat hij deze verlenging onterecht vond en dat de politie de verlenging aan hem had moeten uitreiken.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 17 maart 2015 heeft de verdachte, toen hem de voormelde inhoud van de telefoongesprekken met [naam 1] op 12 maart 2015 werd voorgehouden, verklaard dat de inhoud van deze gesprekken klopt en dat het zo was gegaan. Hij verklaarde voorts dat hij naar de woning is toegegaan, terwijl hij wist dat het huisverbod was verlengd en dat hij dit expres heeft gedaan.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van het huisverbod aan de verdachte bekend was op het moment dat hij de woning van zijn ouders betrad, nu hem dit besluit, in de gegeven omstandigheden, op geschikte wijze was medegedeeld. Het verweer wordt mitsdien verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken: A, B onder 1 en 2,
C, D, E onder 1 en 2, F en G onder 1 en 2 is ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- ten aanzien van zaak A -
hij op 21 juni 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, [slachtoffer 1], zijnde zijn vader, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, tijdens en kort na een worsteling met die [slachtoffer 1], een mes uit zijn, verdachtes, broekzak gepakt en die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek een mes tussen je ribben";
- ten aanzien van zaak B onder 1 –
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 15 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollandse Kroon, in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres], heeft betreden en contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;.
- ten aanzien van zaak B onder 2
hij op 11 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres], toebehorende aan [bedrijf], heeft vernield immers heeft hij een stuk betontegel tegen de ruit gegooid;
-ten aanzien van zaak C
hij op 31 maart 2015 te Heerhugowaard opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing van 30 maart 2015 gegeven door de officier van justitie te Noord-Holland, immers heeft verdachte opzettelijk niet voldaan aan het bevel zoals opgenomen in genoemde gedragsaanwijzing nu verdachte zich niet op 31 maart 2015 tussen 10.00 uur en 12.00 uur heeft gemeld bij de GGZ Reclassering Palier;
- ten aanzien van zaak D
hij op 10 augustus 2014 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk mishandelend zijn vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, te weten [slachtoffer 1], met zijn tot vuist gebalde hand tegen de kaak heeft geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
- ten aanzien van zaak E onder 1
hij op 5 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk en wederrechtelijk servies, een bloembak en een dakpan, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf], heeft vernield;
- ten aanzien van zaak E onder 2
hij op 5 maart 2015 te Middenmeer, gemeente Hollands Kroon, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en te schoppen en te trappen in de richting van die ambtenaren;
- ten aanzien van zaak F
hij op 22 januari 2015 te Middenmeer, diens zus, [slachtoffer 3], heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "Wacht maar af dan gooi ik een baksteen tegen je hersens aan" en "als je zo doorgaat gooi ik je door het raam";
-
ten aanzien van zaak G onder 1
hij op 22 mei 2015 te Heerhugowaard opzettelijk een personenauto, Opel Astra,
toebehorende aan Autorecycling [slachtoffer 4], welk goed verdachte anders dan door
misdrijf onder zich had, te weten als potentieel koper welke een proefrit wilde maken, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
- ten aanzien van zaak G onder 2
hij omstreeks 25 mei 2015 te 's-Heer Arendskerke, gemeente Goes, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakje shag, Javaanse jongens, met vloei, Rizzla rood, toebehorende aan benzinestation [slachtoffer 5].
Hetgeen in de zaak A, B onder 1 en 2, C, D, E onder 1 en 2, F en G onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ontslag van alle rechtsvervolging in zaak C
De verdachte wordt verweten dat hij op 31 maart 2015 opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing door zich niet te melden bij de reclassering.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het ten laste gelegde geen strafbaar feit oplevert nu, gelet op de inhoud van de gedragsaanwijzing, deze niet valt te kwalificeren als een gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 509hh Wetboek van Strafvordering (hierna Sv). De raadsvrouw heeft daartoe -kort gezegd- het volgende aangevoerd. In artikel 509hh Sv is limitatief opgesomd wat een gedragsaanwijzing kan inhouden. Een meldplicht bij de reclassering ten aanzien van een persoon die op dat moment niet al onder reclasseringstoezicht staat, teneinde mee te werken aan een reclasseringsadvies en plan van aanpak, is niet toegestaan.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
De officier van justitie heeft op 30 maart 2015 aan de verdachte een gedragsaanwijzing opgelegd als bedoeld in artikel 509hh Sv. Deze gedragsaanwijzing houdt in - kort gezegd - dat de verdachte zich op 31 maart 2015 moest melden bij de GGZ Reclassering Palier, om mee te werken aan het opstellen van een reclasseringsadvies en een plan van aanpak en om zich vervolgens te laten begeleiden door die hulpverleningsinstantie, waarbij GGZ Reclassering Palier of een soortgelijke instantie, toezicht moest houden op de naleving van de gedragsaanwijzing.
Verdachte heeft zich op 31 maart 2015 niet gemeld bij de reclassering en hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij heel bewust de gedragsaanwijzing niet is nagekomen.
Het hof stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte onder behandeling of toezicht van de reclassering stond, op het moment dat hem vanwege de gedragsaanwijzing genoemde meldplicht om mee te werken aan het opstellen van een reclasseringsrapport bij de reclassering werd opgelegd. Nu de in voormeld artikel genoemde plicht zich te doen begeleiden door de hulpverlening alleen ziet op het bevestigen van lopende contacten met hulpverleners en niet ziet op het starten van een (nieuwe) behandeling, heeft de officier van justitie in de gedragsaanwijzing een voorwaarde gesteld die wettelijk niet is toegestaan.
Nu de voorwaarde onder de gegeven omstandigheden niet als een voorwaarde als bedoeld in artikel 509 Sv. is aan te merken, is overtreding van die voorwaarde niet strafbaar. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de overige bewezen verklaarde feiten uitsluit, zodat deze strafbaar zijn.
-
Het in de zaak A bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
-
het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met een met toepassing van artikel 9 eerste lid gegeven huisverbod;
-
het in zaak B onder 2 en in zaak E onder 1 bewezen verklaarde levert op:
telkens opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
-
het in de zaak D bewezen verklaarde levert op:
mishandeling begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
-
het in zaak E onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid;
-
het in zaak F bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling;
-
het in zaak G onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verduistering;
-
het in zaak G onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Omtrent de verdachte is op 18 december 2015 een rapportage opgemaakt door psychiater [naam 2] en psycholoog [naam 3], verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht, die, voor zover hier van belang, inhoudt:
Betrokkene kampt met een in ernst toenemend psychotisch proces, leidend tot paranoïde achterdocht, (uitmondend in prikkelbaarheid), denkstoornissen (een chaotisch denkproces en het letterlijk opvatten van taal), geheugenstoornissen en een gestoorde oriëntatie. Ook wordt een afname van initiatief, afname van cognitieve en sociale flexibiliteit, een gestoorde “theory of mind”, oordeels- en kritiekstoornissen en een afwezig ziektebesef en -inzicht gezien.
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten schizofrenie van het paranoïde type en afhankelijkheid van cannabis. Daarbij is sprake van misbruik van diverse harddrugs. De drugsproblematiek is in het geval van betrokkene onlosmakend verbonden met de psychotische stoornis. Het betreft een beschrijving van een chronisch proces en is dan ook van toepassing op de periodes van de ten laste gelegde feiten.
Zowel de achtergrond van de conflicten als in de handelingen die daarop volgen, wordt een dominerende rol gezien van het psychotisch proces, terwijl het betrokkene ontbreekt aan mogelijkheden om te reflecteren op zijn eigen handelingen, los van zijn door psychose rigide geworden denkwijzen. Onderzoekers achten de rol van de stoornis in deze feiten zo groot, dat niet verwacht kan worden van betrokkene dat hij zich aan de invloed daarvan kan onttrekken. Dit leidt tot het advies betrokkene voor alle ten laste gelegde feiten ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Dit geldt niet ten aanzien van de diefstal van een pakje shag en de verduistering van de auto. Ten aanzien van deze feiten onthouden de onderzoekers zich van een uitspraak, enerzijds gezien de beperkte informatie die hierover beschikbaar is en anderzijds vanwege een gebrek aan voldoende zicht op alternatieven en overwegingen bij betrokkene. Zij vermoeden echter een belangrijke doorwerking van de stoornis.
Het hof neemt de conclusie van de deskundigen over dat bij de verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond. Voorts verenigt het hof zich op grond van het rapport met het oordeel dat het gedrag van de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten met deze stoornis samenhangt, zodat het bewezenverklaarde hem niet kan worden toegerekend. Gelet op het chronische karakter van de aandoening en de doorwerking daarvan op het handelen van de verdachte acht het hof de verdachte eveneens ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van de diefstal van de shag en de verduistering van de auto (zaak G).
Op grond van het voorgaande is de verdachte niet strafbaar en dient hij ter zake van alle bewezen geachte feiten te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat de verdachte voor een termijn van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van alle feiten zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat hij voor een termijn van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis. De advocaat-generaal heeft verder gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zaak B feit 2 toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit, kort samengevat, dat de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in dit geval niet dient te worden opgelegd, omdat de verdachte van mening is dat geen sprake is van een psychische stoornis. Zij heeft om die reden verzocht de verdachte onmiddellijk na de uitspraak in vrijheid te stellen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan diverse vormen van huiselijk geweld richting zijn gezinsleden. De spanningen binnen het gezin zijn daardoor zo hoog opgelopen dat de politie er meermalen aan te pas is gekomen en de verdachte uiteindelijk uit huis is geplaatst en in het strafrecht is beland. Verdachte is een huisverbod opgelegd, dat hij naast zich neer heeft gelegd doordat hij in strijd met het (verlengde)verbod, contact heeft opgenomen met zijn familie en heeft verbleven in zijn ouderlijk huis. Dit contactverbod was hem opgelegd omdat hij in zijn ouderlijke woning spullen had vernield en hij daarnaast verbaal en/of fysiek agressief en bedreigend jegens gezinsleden was geweest. Tevens heeft de verdachte een auto verduisterd en een pakje shag gestolen en zich tegen zijn aanhouding door politie verzet. Door aldus te handelen heeft de verdachte schrik en angst aangejaagd bij zijn familie en heeft hij op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn naasten. Zijn gedrag heeft, blijkens de slachtofferverklaring van de moeder van verdachte, afgelegd namens het gezin ter zitting in hoger beroep, voor iedereen verstrekkende gevolgen gehad, juist vanwege de familieband.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2016 tot op heden slechts één keer veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete wegens een verkeersmisdrijf. Deze veroordeling dateert van ná het plegen van de reeks van onderhavige feiten, en wordt derhalve niet meegewogen bij de bepaling van de sanctie.
Het problematische gedrag van de verdachte is begonnen rond zijn achttiende en heeft zich voornamelijk gericht tegen zijn gezinsleden, terwijl hij nog bij zijn ouders thuis woonde. De oorzaak voor deze reeks van strafbare feiten is de bij de verdachte geconstateerde ziekelijke stoornis.
Het hof heeft kennisgenomen van eerdergenoemd pro Justitia rapport van 18 december 2015, dat onder meer voorts inhoudt:
Op basis van de klinische inschatting en de risicotaxatie komt er een hoog risico naar voren wat betreft gewelddadig gedrag, zowel in het heden als in de toekomst. Betrokkene is daarbij vanuit zijn psychotische overtuigingen en oplopende boosheid, actiebereid. Wat betreft het laatste bestaat bij de ouders bezorgdheid dat betrokkene de zorg voor zijn pasgeboren nichtje op zich wil nemen.
Door de psychotische stoornis en de verslavingsproblematiek die hiermee samenhangt, is hij niet in staat om zichzelf in maatschappelijke zin te redden of om hulp van anderen te accepteren. Daarnaast heeft het gebruik van cannabis (maar ook harddrugs) een negatieve invloed op het psychiatrisch toestandsbeeld. Het risico op herhaling van een gewelddadig delict, zoals de ten laste gelegde feiten, wordt hoog geacht.
Een afdoende behandeling – in een vrijwillig kader – is nooit van de grond gekomen. Medicatie, al dan niet in gedwongen vorm, in combinatie met structuur, psycho-educatie en (cognitieve gedrags) therapie in een klinische setting, is een noodzakelijke voorwaarde om tot herstel – en daarmee afname van het recidiverisico – te kunnen komen.
Gedragsdeskundigen adviseren om betrokkene omwille van de geadviseerde ontoerekeningsvatbaarheid voor de ten laste gelegde feiten met een gewelddadig of bedreigend karakter, de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, waarbij gedacht kan worden aan een gesloten opname in een Forensisch Psychiatrische Afdeling.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het niet eens is met de inhoud van dit rapport. Hij is van mening dat geen sprake is van een psychische stoornis en hij wil zo snel mogelijk zijn eigen leven gaan leven. Hij is niet van plan om weer thuis te gaan wonen, maar wil gaan wonen op een vierseizoenen camping. De raadsvrouw heeft medegedeeld dat in detentie een dwangbehandeling-A tegen de verdachte is gestart. De verdachte heeft verklaard dat hij sinds twee à drie maanden medicijnen slikt en dat hij zich overdag inderdaad wat opgewekter voelt en dat hij beter slaapt. Hij wordt door de medicijnen wel sneller en vroeger moe, zodat hij vroeg gaat slapen. Hij kan momenteel geen cannabis roken, maar zodra hij op vrije voeten is, is hij van plan om daarmee weer te gaan beginnen.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte gevaarlijk is voor zichzelf en voor anderen en acht het hof het noodzakelijk dat de verdachte voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. Ook aan de overige wettelijke voorwaarden van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
De benadeelde partij heeft zich ter zake van zaak B onder 2 in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot materiële schadevergoeding. Deze bedraagt € 168,86. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich verzet tegen toewijzing van de vordering nu de verdachte van mening is dat zijn ouders verantwoordelijk zijn voor de schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof ziet in de geconstateerde stoornis ten tijde van de delicten reden om niet over te gaan tot toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het verzoek tot invrijheidstelling worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 57, 180, 285, 300, 310, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 Wet tijdelijk huisverbod.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A en in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C en in zaak D en in zaak E onder 1 en 2 en in zaak F en in de zaak G onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak C bewezen verklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het overige bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van
1 (EEN) jaar.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] ter zake van het in de zaak B onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 168,86 (honderdachtenzestig euro en zesentachtig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst af het verzoek tot invrijheidstelling.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2016.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.