ECLI:NL:GHAMS:2016:4676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
23-002293-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis rechtbank in zaak van poging tot oplichting met alternatieve scenario's

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 mei 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in Ghana in 1986, was aangeklaagd voor poging tot oplichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij het hof de argumenten van de verdediging heeft overwogen. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet kon worden uitgesloten dat iemand anders de identiteit en handtekening van de verdachte had gebruikt om een lening aan te vragen. Het hof oordeelde echter dat er geen begin van aannemelijkheid bestond voor dit alternatieve scenario, en dat de pleitnotities van de raadsvrouw geen concrete aanwijzingen bevatten die het specifieke geval van de verdachte ondersteunen.

De advocaat-generaal had aangevoerd dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden en vroeg om een lagere straf dan de door de rechtbank opgelegde werkstraf van 40 uren. Het hof oordeelde echter dat de door de rechtbank opgelegde taakstraf van 60 uren gerechtvaardigd was, mede gezien de lange duur van de procedure die grotendeels aan de verdediging te wijten was. De verdachte had herhaaldelijk niet op afspraken gereageerd om referentie-handtekeningen te zetten, wat de voortgang van de zaak had vertraagd. Het hof zag geen aanleiding om de straf te matigen, gezien de ernst van het feit. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.

Uitspraak

parketnummer: 23-002293-14
datum uitspraak: 18 november 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 mei 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-136961-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof respondeert op een in hoger beroep gevoerd verweer en de strafoplegging nader motiveert.

Bespreking van de in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders zijn identiteit en handtekening heeft gebruikt om de lening aan te vragen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Namens de verdachte is door de raadsvrouw een alternatief scenario geschetst waarvoor geen begin van aannemelijkheid bestaat. Het pleidooi van de raadsvrouw en de aan de pleitnotities gehechte producties zien slechts op algemeenheden en bevatten geen enkele concrete aanwijzing die ziet op het specifieke geval van de verdachte. Nu dit alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, wordt het terzijde geschoven.

Nadere motivering van de straf

De advocaat-generaal heeft gesteld dat de redelijke termijn is overschreden in hoger beroep en eist daarom een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren, bij niet voldoen te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 60 uren, op grond van de door de rechtbank genoemde omstandigheden. De lange duur van de procedure in hoger beroep is goeddeels te wijten aan de verdediging. Het door de verdediging verzochte handtekeningenonderzoek werd vertraagd doordat de verdachte meermalen niet kwam opdagen bij afspraken om referentie-handtekeningen te zetten. Het hof ziet dan ook, mede gelet op de ernst van het feit, geen aanleiding de straf te matigen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.L. Leenaers en mr. C.M.M. Oostdam, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2016.
Mr. C.M.M. Oostdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.