ECLI:NL:GHAMS:2016:4676
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis rechtbank in zaak van poging tot oplichting met alternatieve scenario's
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 mei 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in Ghana in 1986, was aangeklaagd voor poging tot oplichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij het hof de argumenten van de verdediging heeft overwogen. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet kon worden uitgesloten dat iemand anders de identiteit en handtekening van de verdachte had gebruikt om een lening aan te vragen. Het hof oordeelde echter dat er geen begin van aannemelijkheid bestond voor dit alternatieve scenario, en dat de pleitnotities van de raadsvrouw geen concrete aanwijzingen bevatten die het specifieke geval van de verdachte ondersteunen.
De advocaat-generaal had aangevoerd dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden en vroeg om een lagere straf dan de door de rechtbank opgelegde werkstraf van 40 uren. Het hof oordeelde echter dat de door de rechtbank opgelegde taakstraf van 60 uren gerechtvaardigd was, mede gezien de lange duur van de procedure die grotendeels aan de verdediging te wijten was. De verdachte had herhaaldelijk niet op afspraken gereageerd om referentie-handtekeningen te zetten, wat de voortgang van de zaak had vertraagd. Het hof zag geen aanleiding om de straf te matigen, gezien de ernst van het feit. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.