Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.BLOSH B.V.,
BLOSH FASHION GROUP B.V.,
BLOSH PROPERTIES B.V.,
ROGRO HOLDING B.V.,
MATANZAS B.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft ING Bank N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 20 april 2016 is gewezen. De bank, vertegenwoordigd door mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk, heeft op 13 juni 2016 de dagvaarding ingediend. De zaak betreft een geschil over de eenzijdige verhoging van het opslagpercentage door de bank, waarbij de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat de bank niet bevoegd was om deze verhoging door te voeren. De bank heeft in het hoger beroep een incidentele conclusie ingediend waarin zij verzocht om voeging met een andere aanhangige zaak tussen de bank en een derde partij, aangeduid als [X]. De bank stelt dat beide zaken samenhangende juridische geschilpunten bevatten en dat het wenselijk is om deze gezamenlijk te behandelen voor de consistentie van de uitspraken.
De geïntimeerden, Blosh B.V. en andere vennootschappen, hebben zich verzet tegen de voeging en betoogd dat de zaken niet identiek zijn en dat voeging de procedure zou compliceren. Zij hebben aangevoerd dat de uitleg van de overeenkomst in beide zaken verschilt en dat de verschillende partijen en bewijsvoering een gezamenlijke behandeling niet rechtvaardigen.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende samenhang is tussen de zaken om de voeging toe te staan. Het hof heeft vastgesteld dat de juridische geschilpunten en het feitencomplex in beide zaken overlappen, en dat de procesdoelmatigheid gediend is met een gezamenlijke behandeling. De incidentele vordering van de bank is toegewezen, en de zaak is verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een memorie van grieven door de bank. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.