Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“De reprimande wordt gegeven naar aanleiding van uitlatingen die [appellant] op 20 november j.l. in het bijzijn van een aantal collega’s deed op het kantoor aan de [naam straat 1] . Dit uitlatingen, namelijk vieze landverrader en NSB-er”, hadden betrekking op een collega van de [naam straat 2] .”
“ [appellant] een confronterende communicatiestijl heeft die (sommige) collega’s beperkt in openlijke gesprekken. Escalaties/openlijke confrontaties zijn onacceptabel. Er moet sprake zijn van professioneel respect.”Naar aanleiding van dit gesprek heeft [appellant] een communicatiecursus gevolgd.
“De reden van de berisping is de wijze waarop je [B] , Manager Klantenservice, op donderdagmiddag 4 augustus in een gesprek hebt bejegend. Deze bejegening is door [B] niet alleen als oncollegiaal en onfatsoenlijk ervaren maar ook als intimiderend en bedreigend. Zoals vrijdag jl. door mij aan je is medegedeeld, is het door je vertoonde gedrag niet acceptabel en wordt je zeer aangerekend. (…) Het is niet de eerste keer dat je wordt aangesproken door je leidinggevende c.q. directie op de wijze waarop je communiceert. Desondanks verwacht ik van je dat dit vertoond gedrag niet nogmaals zal voorkomen.”
“ [appellant] heeft helaas een ambivalente houding. (…) [appellant][uit]
zijn ongenoegen over bepaalde zaken en personen in de organisatie indirect en bij gelegenheid direct op een confronterende en ongenuanceerde wijze. Dit wordt door [A] en directe collega’s als onprettig ervaren en is bij die gelegenheden ook sfeerbepalend voor de afdeling, in negatieve zin. (…) en om te werken aan zijn confronterende communicatiestijl heeft [appellant] afgelopen jaar een communicatiecursus gevolgd. In augustus van afgelopen jaar heeft [appellant] echter wederom dergelijk gedrag vertoond jegens een collega en daarvoor een formele berisping ontvangen. [appellant] heeft interesse getoond in het vervolg van de communicatiecursus en zal ook in de gelegenheid worden gesteld om deze vervolgcursus te volgen. Verder vraagt [A] aan [appellant] om, indien hij onvrede heeft over processen e.d., zijn oplossend vermogen aan te wenden om die processen te optimaliseren. Dat oplossend vermogen is namelijk wel degelijk aanwezig. (…) Daarnaast is, na overleg met Directie, besloten om, vanwege herhaling van onacceptabel gedrag, [appellant] geen Resultaat Afhankelijke Beloning over 2011 toe te kennen.”Naar aanleiding van dit gesprek heeft [appellant] een vervolgcursus communicatie gevolgd.
“ [appellant] kan ook hier een professionele houding aannemen, maar zoekt ook naar medestanders wanneer hij zich niet rechtvaardig bejegend voelt. (…) Hier laat [appellant] een ambivalente houding zien, werkzaamheden en of opdrachten worden goed uitgevoerd maar gaan nog wel eens gepaard met het uiten van ongenoegen op een manier welke niet past is.”
“Op vrijdagochtend 11 oktober is er tijdens het doorspreken van werkzaamheden en een ‘te doen lijstje’ een escalatie geweest tussen [appellant] en [C] in het bijzijn van HAK uitvoerder [D] . (…) [C] vertelt [appellant] dat hij hem vrijdagochtend op een onaangename wijze heeft verrast met zijn houding ten opzichte van hem en ook de manier waarop hij [C] aansprak is respectloos. (…) Hierop is het gesprek afgebroken. Naar aanleiding van de telefonische melding van dhr. [E] uitvoerder van Ballast Nedam op woensdag 16 oktober is door [C] aan [appellant] gevraagd om uitleg te geven over wat heeft plaatsgevonden. De heer [E] heeft aangegeven dat [appellant] hem heeft uitgescholden toen hij werd aangesproken over het rijden over nieuw aangelegd wegdek. In dit gesprek geeft [appellant] aan dat er helemaal niets aan de hand was, de weg was ook al bereden door anderen en de doorgaande weg door Ballast Nedam was afgesloten. De heer [E] heeft [appellant] aangegeven dat dit inmiddels weer open was en [appellant] zei toen “dat kan ik toch niet ruiken” enz. [C] heeft [appellant] aangegeven dat het niet gaat om de inhoud van het gesprek, (…) maar over de manier waarop en dat er met respect met een relatie van SVP wordt omgegaan (…)
“Het merendeel van de medewerkers uit mijn team geeft aan dat zij moeite hebben met de omgangsvormen (lees verbaal gedrag) van [appellant] . (…) Enkelen voelen zich geïntimideerd maar durven niets terug te zeggen om zo een discussie uit de weg te gaan, terwijl ze het niet altijd eens zijn met [appellant] .”
“Op maandag 18 november heeft [appellant] tijdens het doorspreken van de werkzaamheden van vrijdag 15 november op een ontoelaatbare wijze [C] , in het bijzijn van SVP medewerkers en HAK uitvoerder [F] , toegeschreeuwd en met zijn telefoon gegooid. (…) [C] zegt [appellant] dit niet te accepteren en vertelt hem klaar te zijn met het gesprek en beëindigd dit en geeft aan er een gesprek hierover volgt. [appellant] roept [C] enkele woorden na waaronder ‘oprotten’ en ‘lauw-tje’ (…) Het gedrag van [appellant] laat dus ondanks de gesprekken hierover geen verbetering zien. (…) [appellant] geen wil toont en enig initiatief neemt in de verbetering van zijn gedrag. (…) [C] wil hierbij duidelijk aangeven dat dit de laatste waarschuwing is en een volgende escalatie niet zonder consequenties kan blijven.”Deze laatste zin is in het gespreksverslag vetgedrukt.
“Sinds februari, na de vakantie van [appellant] is er een duidelijke verbetering te zien in de werkhouding. Een meer positievere werkhouding is zichtbaar. Er zijn in deze periode ook geen escalaties geweest en is [appellant] beter benaderbaar.”
“hij meer aandacht moet schenken aan de dingen die hij zegt, zowel op kantoor als buiten kantoor, alsook de manier waarop. (voorbeeld ‘Mongool in de werkvergadering en wat er buiten over collega’s wordt gezegd.)”
“Vanmiddag heeft [appellant] mij in het bijzijn van collega’s ( [G] en [H] ) op een totaal ongepaste manier toegesproken en in zijn weggaan toegeschreeuwd. Omdat het mij deze keer, na de vorige keren, bijzonder heeft aangegrepen ben ik meteen even bij [I] langsgegaan om het incident te melden. (…) Ik hoorde [appellant] tegen [G] tekeer gaan over het indienen van zijn tijdlijsten en ben ik even bijgesprongen. Toen ik het punt wilde toelichten ontstak [appellant] al in woede, sloot de computer af en vertrok met het nodige commentaar. (…) [G] was er ook behoorlijk van geschrokken en we hebben even gepraat.(…) Ik zou jou er ook graag even over willen spreken, ik zie namelijk geen mogelijkheden om [appellant] adequaat aan te sturen en/of te houden aan de afspraken die we met elkaar maken. (…)”
“Vanmiddag- storm je met veel kabaal mijn kantoor binnen met de opmerking, ‘zo werkt dat niet, KS moet het maar beter controleren, ik ga niet heen’, hierop heb ik aangegeven dat wij gewoon aan het verzoek van KS gaan voldoen. Ik vraag je nogmaals om vrijdag tezamen met een collega hier langs te gaan. Je zegt niet te kunnen vrijdag omdat je vrij bent, hiervan heb ik geen verzoek gekregen en ben dus niet op de hoogte hiervan. (…) Jij krijgt pas toestemming voor een vrije dag na overleg, de opmerking dan meld ik me vrijdag ziek bevalt me al helemaal niet. Zeker niet wanneer jij daar een weddenschap aan wilt verbinden. Daarnaast loop je weg terwijl ik aangeef nog niet klaar te zijn met ons gesprek. (…) Zoals ik in het gesprek al aangaf is dit is een tweede keer in korte periode dat jij niet op een normale manier met mij communiceert. Ik vind dit onacceptabel en wil hierover een gesprek met jou aangaan en zien wat wij hierover kunnen afspreken.”
“Jan met de korte achternaam”. [A] bericht [appellant] onder meer: “Deze vorm van negatieve uitingen, schriftelijk en mondeling en ook hier op kantoor en buiten, zijn wat mij betreft daarom verleden tijd. In het gesprek dat [C] , jij en ik op 5 maart hebben gehad gaf je aan dat je heel goed beseft dat dit een averechts effect heeft. Een goede reden om daar vanaf nu mee te stoppen.”
“hij na de vakantieperiode een positieve verandering heeft laten zien in zijn gedrag.”
“Ik heb er geen vertrouwen in dat [appellant] zijn gedrag zal veranderen waardoor een werkbare situatie op de afdeling gaat ontstaan.
(...) Om een lang gesprek kort te maken, ik heb hem verteld dat hij zijn gedrag zal moeten aanpassen en dat hij zelf de streep zal moeten zetten onder zijn agressieve en negatieve gedrag om weer vertrouwen te krijgen van zijn collega’s inclusief mijzelf. (...) Er zijn echter sindsdien een aantal signalen geweest waardoor bij mij het laatste beetje hoop is verdwenen dat hij kan en wil veranderen:
- [K] heeft hem op de teamdag moeten aanspreken over de heftige, agressieve manier waarop [appellant] een discussie voerde met hem;
- Tijdens de uitwerking van een opdracht op de teamdag ging hij helemaal los. Hij liet zich op een ongenuanceerde uit over alles wat er fout was met het bedrijf (...);
- Hij heeft een foto gemaakt met zijn mobiel tijdens de mediteer sessie op de teamdag. (...) Er zijn minimaal twee collega’s die dat moment als een negatief stempel zien op de teamdag;
- Tijdens het wandelen en zitten hing er een negatieve sfeer in de wandelgroep. Twee collega’s hebben mij aangegeven zich daar zeer ongemakkelijk bij gevoeld te hebben. (...) Toen [L] en ik bijvoorbeeld in beeld kwamen zei hij: “Daar heb je rukkende Tinus en die smurf” (...).