Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep
.De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat [minderjarige B] nog steeds fysiek heel angstig reageert wanneer de man ter sprake komt. Ook [minderjarige A] geeft in zijn e-mail van 18 september 2016 te kennen dat hij nog steeds bang is voor zijn vader. Hoewel het beter gaat met [minderjarige A] en [minderjarige B] en zij volgens de vrouw niet meer getraumatiseerd zijn, is naar het oordeel van het hof het risico te groot dat deze positieve ontwikkeling teniet zal worden gedaan, indien thans een (begeleide) omgangsregeling zou worden bepaald. Gedwongen omgang met de man zou op dit moment de angsten van [minderjarige A] en [minderjarige B] doen toenemen en veel onrust bij hen veroorzaken. Het hof is met de Raad van oordeel dat de man, alvorens gewerkt kan worden aan contactherstel, eerst de negatieve herinneringen/belevingen en angsten van de kinderen dient te erkennen. Tevens dient de man systeemtherapie te volgen teneinde inzicht te verkrijgen in de behoeftes van de kinderen, alsmede in hoeverre zijn houding en zijn gedragingen van invloed zijn op de kinderen. Op dit moment ontbreekt naar het oordeel van het hof het vertrouwen bij de kinderen, met name [minderjarige A] en [minderjarige B] , dat zij onbelast contact met de man kunnen hebben.