ECLI:NL:GHAMS:2016:4602

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
200.190.718/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een voorheen toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wegens schending van privacy

In deze zaak heeft klaagster, een (mede-)eigenaar van een woning in Nederland, een klacht ingediend tegen een voorheen toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft een vermeende schending van haar privacy door de gerechtsdeurwaarder, die contact heeft opgenomen met de dochter van klaagster over een onbetaald gebleven declaratie. Klaagster stelt dat haar dochter niets te maken had met deze declaratie en dat het contact door de gerechtsdeurwaarder onterecht was. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft de klacht in eerste instantie ongegrond verklaard, waarna klaagster in hoger beroep ging.

Het hof heeft de zaak behandeld op 1 september 2016, waarbij klaagster en de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat klaagster de gerechtsdeurwaarder had ingeschakeld om een vordering op een huurder te incasseren. De gerechtsdeurwaarder had contact opgenomen met de dochter van klaagster, wat klaagster als een schending van haar privacy beschouwde. Het hof oordeelde dat het contact gerechtvaardigd was, gezien de onderlinge relaties en de omstandigheden van de zaak. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een schending van de privacy van klaagster en bevestigde de beslissing van de kamer.

De beslissing van het hof houdt in dat klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek tot betaling van een geldbedrag en dat de bestreden beslissing wordt bevestigd. Het hof heeft de klacht van klaagster ongegrond verklaard, met de overweging dat de gerechtsdeurwaarder in dit geval niet onbetamelijk heeft gehandeld.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.190.718/01 GDW
nummer eerste aanleg : 219.2015
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 15 november 2016
inzake
[klaagster] ,
wonend te [plaats] ( [land] ),
appellante,
tegen
[naam] ,
voorheen toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 9 mei 2016 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 5 april 2016 (ECLI:NL:TGDKG:2016:49). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) ongegrond verklaard.
1.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 8 juni 2016 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 1 september 2016. Klaagster, vergezeld van haar echtgenoot [de heer X] , en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben het woord gevoerd; klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. De bijlagen behorend bij de pleitnota laat het hof buiten beschouwing, nu deze niet tijdig in het geding zijn gebracht.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klaagster was (mede-)eigenaar van een woning in Nederland. Deze woning had zij verhuurd. Wegens achterstallige huurbetalingen heeft klaagster een vordering op de huurder gekregen. Teneinde deze vordering te incasseren en de ontruiming van het gehuurde te bewerkstelligen heeft klaagster eind 2010 via [naam] (hierna: [de heer Y] ) de gerechtsdeurwaarder ingeschakeld.
3.2.2.
[de heer Y] is de vriend van de dochter van klaagster, [naam] (hierna ook: [mevrouw Z] ). De zus van [de heer Y] is getrouwd met de broer van de gerechtsdeurwaarder, [naam] (hierna: [de heer A] ). [de heer A] is als medewerker ‘Applicatie Support’ werkzaam op hetzelfde gerechtsdeurwaarderskantoor als waar de gerechtsdeurwaarder (tot 1 augustus 2015) werkzaam was.
3.2.3.
Nadat klaagster de declaratie van de gerechtsdeurwaarder voor de verrichte werkzaamheden na verschillende betalingsherinneringen onbetaald liet, heeft de gerechtsdeurwaarder haar broer [de heer A] verzocht deze kwestie op te nemen met [de heer Y] en diens vriendin [mevrouw Z] .
3.2.4.
Op 25 januari 2015 heeft [de heer A] contact opgenomen met [mevrouw Z] en daarbij op betaling van de door klaagster onbetaald gelaten declaratie aangedrongen.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet (via [de heer A] ) contact met [mevrouw Z] had mogen opnemen over de onbetaald gebleven declaratie. Volgens klaagster had haar dochter niets te maken met die declaratie. Door dit toch te doen heeft de gerechtsdeurwaarder de privacy van klaagster geschonden, hetgeen naar de mening van klaagster in strijd is met de privacy-bepaling zoals vermeld op www.ggn.nl/privacy en artikel 7 van de Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming persoonsgegevens (hierna: Gedragscode).

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Ontvankelijkheid
6.1.
Het beroepschrift is ingediend op naam van [de heer X] en [klaagster] . Nu de klacht bij de kamer alleen door [klaagster] is ingediend en slechts zij het beroepschrift heeft ondertekend, merkt het hof uitsluitend [klaagster] als klaagster aan.
6.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat op de relatie tussen partijen de algemene voorwaarden van de gerechtsdeurwaarder van toepassing zijn. In die algemene voorwaarden is de bevoegdheid voor alle geschillen opgedragen aan de gewone rechter. De gerechtsdeurwaarder heeft daaraan toegevoegd dat zulks slechts anders is als sprake zou zijn van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet betamelijk heeft gehandeld. Om te beoordelen óf dat het geval is, zal de klacht inhoudelijk moeten worden getoetst. Klaagster kan daarom in haar klacht worden ontvangen en het verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt verworpen.
Gang van zaken eerste aanleg
6.3.
Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg omdat zij ten onrechte nimmer een oproep heeft ontvangen van de kamer voor de zitting op 23 februari 2016. Nu de door klaagster gestelde tekortkoming door de behandeling van de zaak in hoger beroep is hersteld, behoeft dit bezwaar geen (nadere) bespreking.
Verzoek tot betaling geldbedrag
6.4.
Klaagster heeft in hoger beroep verzocht de gerechtsdeurwaarder te gelasten een bedrag van € 2.084,30 aan haar te doen toekomen. Het hof verklaart klaagster in dit verzoek
niet-ontvankelijk, nu de tuchtprocedure niet in de mogelijkheid van een veroordeling tot (terug)betaling voorziet.
Schending privacy klaagster
6.5.
Uit de overgelegde stukken, met name productie 2 bij het inleidend verweerschrift (e-mails van eind 2010 van de huurder, klaagster en [de heer Y] ), blijkt dat klaagster aan [mevrouw Z] een mail van de huurder (met bijlage) heeft doorgestuurd, die [mevrouw Z] op haar beurt aan [de heer Y] heeft doen toekomen. [de heer Y] heeft vervolgens met (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder over de huurzaak van klaagster gemaild. Daarbij werd [mevrouw Z] door [de heer Y] in de cc vermeld en dus betrokken bij de ontwikkelingen in de huurzaak. Uit hetgeen partijen hebben verklaard blijkt tevens dat de onderlinge relatie tussen partijen de reden is geweest dat deze gerechtsdeurwaarder werd ingeschakeld. De stelling van klaagster ter zitting in hoger beroep dat zij niet op de hoogte was van het mailverkeer tussen [de heer Y] en de gerechtsdeurwaarder in 2010 (en later ook nog in 2012) en dat niet [de heer Y] maar zij (na eerst van [de heer Y] de kantoorgegevens van de gerechtsdeurwaarder te hebben ontvangen) contact heeft gelegd met de gerechtsdeurwaarder en de stukken heeft aangeleverd, acht het hof – mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de gerechtsdeurwaarder ter zitting – onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het hof passeert die stelling dan ook.
6.6.
Nu het contact over de huurzaak van klaagster feitelijk heeft plaatsgevonden tussen [de heer Y] (namens klaagster) en de gerechtsdeurwaarder, en [mevrouw Z] de benodigde informatie/stukken met betrekking tot die zaak in kopie heeft ontvangen, is het hof van oordeel dat het de gerechtsdeurwaarder bij het uitblijven van betaling door klaagster van de aan de huurzaak verbonden declaratie vrij stond om bij [mevrouw Z] op betaling van de declaratie aan te dringen. Van schending van de privacy van klaagster kan naar het oordeel van het hof niet worden gesproken, mede gelet op de onderlinge relatie van de betrokkenen. Het hof merkt hierbij nog op dat artikel 7 van de Gedragscode, waarnaar klaagster in haar klaagschrift heeft verwezen, niet ziet op de onderhavige situatie. De klacht van klaagster is, zoals ook de kamer heeft geoordeeld, ongegrond.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoek als bedoeld in rechtsoverweging 6.4.;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2016 door de rolraadsheer.