ECLI:NL:GHAMS:2016:4601
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder wegens niet beschikken over een positief toetsingsverslag
In deze zaak heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) op 28 april 2016 een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder, omdat deze op de datum van het klaagschrift, 14 december 2015, niet beschikte over een positief toetsingsverslag van zijn kantoororganisatie. Dit was in strijd met artikel 21 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam verklaarde de klacht gegrond, maar legde geen maatregel op. De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep zijn verweten handelen erkend, maar voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die hem niet konden worden aangerekend.
Het hof heeft de klacht gegrond verklaard, maar in tegenstelling tot de kamer, besloot het hof wel een maatregel op te leggen. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder in strijd had gehandeld met de Verordening en dat de overtreding een aanzienlijke periode had geduurd. Hoewel er omstandigheden waren die de gerechtsdeurwaarder in zijn verdediging aanvoerde, was het hof van mening dat hij niet geheel vrijuit kon gaan. De maatregel van berisping werd opgelegd, omdat de mogelijkheid tot oplegging van een waarschuwing volgens het overgangsrecht nog niet bestond voor deze procedure.
De beslissing van de kamer werd vernietigd voor zover deze geen maatregel had opgelegd, en de maatregel van berisping werd bevestigd. Het hof benadrukte dat de gerechtsdeurwaarder geen financieel voordeel had behaald uit zijn handelen, maar dat dit niet betekende dat er geen maatregel opgelegd kon worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 november 2016.