ECLI:NL:GHAMS:2016:4548
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot beslagvrije voet en terugbetaling van vakantiegelden
In deze zaak heeft klager op 23 juni 2016 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 24 mei 2016. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij niet onverwijld een herberekening van de beslagvrije voet heeft gemaakt, ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op afdracht van vakantiegelden en niet heeft voldaan aan een verzoek tot terugbetaling. De kamer heeft klachtonderdeel 1 gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt. Klachtonderdeel 2 is niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de klachttermijn en klachtonderdeel 3 is ongegrond verklaard. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 14 november 2011 is er executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV ten laste van klager. Er is een betalingsregeling getroffen waarbij maandelijks € 100,- zou worden ingehouden. De gerechtsdeurwaarder heeft echter ook aanspraak gemaakt op het vakantiegeld van klager, wat niet was afgesproken. Klager heeft herhaaldelijk verzocht om een herberekening van de beslagvrije voet en om terugbetaling van teveel geïnde bedragen, maar de gerechtsdeurwaarder heeft hier niet tijdig op gereageerd.
Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder te lang heeft gedaan over de aanpassing van de beslagvrije voet, maar dat de klacht over de afdracht van vakantiegeld te laat is ingediend. Ook het verzoek tot restitutie van het vakantiegeld wordt afgewezen, omdat de gerechtsdeurwaarder te goeder trouw heeft gehandeld en de gelden aan de opdrachtgever zijn doorbetaald. Het hof ziet geen aanleiding om de maatregel van berisping te verzwaren en bevestigt de beslissing van de kamer.