ECLI:NL:GHAMS:2016:4429
Gerechtshof Amsterdam
Vordering van de Federatie Nederlandse Vakbeweging tegen Pontmeyer en andere vennootschappen inzake salarisverhogingen en goed werkgeverschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) tegen Pontmeyer en andere vennootschappen. De vorderingen van FNV zijn gericht tegen besluiten van Pontmeyer met betrekking tot de inschaling en salarisontwikkeling van werknemers die boven de cao-grens verdienen. Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van FNV zich lenen voor een behandeling op grond van artikel 3:305a BW, maar heeft de vorderingen afgewezen. Het hof oordeelt dat de feitelijke grondslag van de vorderingen niet is komen vast te staan en dat de handelingen van Pontmeyer niet in strijd zijn met goed werkgeverschap. Het hof heeft daarbij gekeken naar de omstandigheden waaronder de besluiten zijn genomen, de bedrijfseconomische situatie van Pontmeyer en de instemming van de Centrale Ondernemingsraad met de nieuwe functie-indelingen. De vorderingen van FNV zijn afgewezen, maar het hof heeft de niet-ontvankelijkheid van FNV in haar vordering vernietigd, waardoor FNV alsnog in de gelegenheid is gesteld om haar vorderingen inhoudelijk te laten beoordelen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.