3.1In zoverre is de zesde grief terecht voorgesteld, maar tot vernietiging van de bestreden uitspraak kan dat om de hierboven onder 3.8 genoemde reden niet leiden. Opmerking verdient dat [X] c.s. zich met succes op het in dit arrest overwogene zullen kunnen beroepen in geval Bleeker Smit in de schadestaatprocedure toch nog staande zou willen houden dat de door [X] c.s. te vergoeden schade ten hoogste het in de overwegingen van de rechtbank genoemde bedrag kan belopen.…”
k.
Bij arrest van 28 juni 2013 heeft de Hoge Raad het door [X] c.s. ingestelde cassatieberoep tegen het arrest van 2012 verworpen.
l.
Uit het faillissement van Lico Teelt heeft geen betaling plaatsgevonden aan Bleeker Smit .
m.
Evereg c.s. heeft de rechtbank Alkmaar verzocht het proces-verbaal van de verificatievergadering op de voet van art. 137 Fw te verbeteren, aldus dat na verbetering uit het proces-verbaal zal blijken dat de (indirect) bestuurders van de failliet de vordering van Bleeker Smit hebben betwist. Bij beslissing van 5 januari 2010 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. Die afwijzing is in hoger beroep (bij beschikking van 11 juni 2010) en in cassatie (bij beschikking van 10 juni 2011) gehandhaafd.
n.
[X] c.s. heeft bij verzoekschriften aan de rechtbank Den Haag (gericht tegen de Staat der Nederlanden), kort samengevat, verzocht dat wordt bepaald dat het proces-verbaal onjuist is en een nieuwe verificatievergadering moet worden uitgeschreven, respectievelijk dat het proces-verbaal nietig is en de daardoor ontstane rechtsgevolgen geregeld dienen te worden. De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 20 mei 2015 deze verzoeken integraal afgewezen. [X] c.s. heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van 16 maart 2016 heeft het hof in appel de beschikking bekrachtigd.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank in conventie [X] c.s. veroordeeld tot betaling aan Bleeker Smit van € 126.861,06 (twee termijnen), alsmede in de proceskosten. In reconventie is de vordering van [X] c.s. afgewezen en is hij eveneens in de kosten veroordeeld. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] c.s. met zijn vijf grieven op.
3.3
[X] c.s. had reeds bij akte van 23 februari 2016 zijn eis gewijzigd en heeft bij gelegenheid van het pleidooi zijn eis weer gewijzigd. Bleeker Smit heeft daartegen bezwaar gemaakt. Dat bezwaar slaagt. De wijzigingen komen neer op het aanvoeren van nieuwe grieven, bijvoorbeeld ten aanzien van een aftrekpost van € 10.000 in verband met een afwijkende oppervlaktemaat die tot dusver in de procedure niet aan de orde was gesteld. Daarvoor is in appel geen ruimte. De grieven dienen bij memorie van grieven alle kenbaar gemaakt te worden. De stellingen op dit punt geven geen nadere invulling aan of toelichting op de eerder geformuleerde grieven, maar stellen kwesties aan de orde die een nieuw debat zouden vergen.
De eiswijzigingen worden dan ook niet toegelaten en beslist wordt op de oorspronkelijke eis als geformuleerd in de memorie van grieven.
Ter voorkoming van misverstand merkt het hof op, dat bij de akte waarbij de eiswijziging werd ingesteld ook producties zijn gevoegd; tegen overlegging van die nadere producties is geen bezwaar gemaakt en de goede procesorde staat daaraan niet in de weg. Deze behoren dus tot het dossier.
3.4
Het betreft hier de schadestaatprocedure, volgend op de procedure waarin, tot in hoogste instantie en bij inmiddels in kracht van gewijsde gegaan arrest (zie 3.1 k), is beslist dat [X] c.s. aansprakelijk is voor de schade die Bleeker Smit heeft geleden omdat Lico Teelt haar contract niet nakwam. Behalve deze schadestaatprocedure en de hoofdzaak heeft [X] c.s. nog diverse andere procedures aanhangig gemaakt, die onder meer ten doel hebben een van de belangrijke uitgangspunten voor de vastgestelde aansprakelijkheid van [X] c.s. onderuit te halen, te weten dat de vordering van Bleeker Smit op Lico Teelt op de verificatievergadering niet is betwist.
Alvorens de grieven te bespreken stelt het hof voorop dat in deze schadestaatprocedure aan die andere procedures, anders dan [X] c.s. meent, geen rechtstreekse betekenis toekomt. Het hof dient hier tot uitgangspunt te nemen dat [X] c.s. aansprakelijk is voor meerbedoelde schade. Slechts aspecten die zien op die schade, zoals de hoogte daarvan en vragen van verrekening en voordeelstoerekening, kunnen in deze procedure in aanmerking genomen worden.
3.5
De grieven 1, 2 en 3 zien op de beslissing van de rechtbank om een schadevergoeding toe te kennen die, in afwijking van de overwegingen van het hof in het arrest van 2012, niet één, maar twee termijnen groot is. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.5.1
[X] c.s. heeft, als bestuurder van Lico Teelt, voor Lico Teelt een sterfhuisconstructie opgezet en in dat kader het ertoe geleid dat op 1 juli 2001 alle activa van Lico Teelt aan een andere vennootschap (Lily) werden overgedragen, zonder dat de hiervoor bedoelde vordering van Bleeker Smit werd betaald en zonder dat Bleeker Smit nog verhaal kon nemen, een en ander terwijl andere crediteuren van Lico Teelt wel, tenminste deels, betaald werden. Dat had [X] c.s. niet mogen doen; dat en waarom hem daarvan een ernstig persoonlijk verwijt te maken valt is beslist in het arrest van dit hof van 2012. Daarom is hij als bestuurder van Lico Teelt in dat arrest veroordeeld tot vergoeding van de schade die hij, door die onrechtmatige constructie, aan Bleeker Smit heeft berokkend.
3.5.2
Die schade stelt Bleeker Smit op de twee termijnen die opeisbaar waren, maar niet betaald zijn. Daarin heeft zij in beginsel gelijk.
Immers, partijen hebben in een eerder stadium in rechte gestreden over de precieze inhoud van hun overeenkomst. Vast staat echter, dat tussen Lico Teelt en Bleeker Smit een contractteeltovereenkomst was gesloten, die voorzag in betaling in drie termijnen. Over de hoogte van die termijnen en de momenten waarop zij betaald moesten worden zijn partijen het ook eens. Dat de drie termijnen die waren afgesproken voor de betaling waren verstreken voor 1 juli 2001 staat vast (de laatste betaling had plaats moeten vinden op 1 maart 2000). Dat Lico Teelt slechts één termijn heeft betaald en de beide andere niet staat evenzeer vast. Daaruit vloeit voort dat Bleeker Smit op 1 juli 2001 een opeisbare vordering ter grootte van de twee onbetaalde termijnen van elk € 63.430,53 op Lico Teelt had. De activa-overdracht heeft er toe geleid dat Lico Teelt die vordering niet (meer) kon voldoen, zodat Bleeker Smit als gevolg daarvan in beginsel schade heeft geleden tot een bedrag van € 126.861,06. Naar Nederlands recht is niet juist de impliciete stelling van [X] c.s. dat die betalingsverplichting van Lico Teelt (deels) van rechtswege verviel omdat zij meende dat Bleeker Smit wanprestatie had gepleegd.
3.5.3
Hoogstens zou sprake kunnen zijn van een verrekenbare tegenvordering van Lico Teelt op Bleeker Smit wegens wanprestatie. In dat verband is van belang dat Lico Teelt (en [X] c.s.) en Bleeker Smit het niet eens waren en zijn over het karakter van de overeenkomst. [X] c.s. meent dat sprake was van een resultaatsverbintenis, zodat het, vaststaande, teleurstellende resultaat (slechts ongeveer de helft van de bollen is na de teelt weer aan Lico Teelt teruggeleverd) zonder meer wanprestatie oplevert.
De overeenkomst hield echter volgens Bleeker Smit slechts een inspanningsverbintenis in. Bleeker Smit verplichtte zich immers tot het voor rekening van Lico Teelt planten, telen (in de zin van verzorgen en opkweken) en nadien weer uitgraven en aan Lico Teelt afleveren van door Lico Teelt aan Bleeker Smit ter beschikking gestelde leliebollen. Nu die inspanningen verricht zijn is van wanprestatie geen sprake, ook al is het resultaat teleurstellend.
Op dit punt is nog geen rechterlijk oordeel geveld. Bij het vonnis van 20 augustus 2003 is slechts vastgesteld dat de toepasselijkheid van de contractteeltbepalingen van 19 juli 1999 waarop [X] c.s. zich beriep niet was bewezen. Dat betekent dat dat oordeel in deze procedure geveld dient te worden als dat, zoals [X] c.s. meent, beslissend is voor het lot van de onderhavige vordering.
De stellingen van [X] c.s. aangaande de aard van de gestelde wanprestatie zijn, in elk geval inmiddels, onderbouwd. Bleeker Smit betwist die stellingen, evenzeer gemotiveerd. Het hof komt echter niet aan bewijslevering toe, omdat bewijs van de wanprestatie voor de uitkomst van deze procedure geen verschil maakt. Dat wordt als volgt toegelicht.
3.6
Als veronderstellenderwijs uitgegaan wordt van wanprestatie zijdens Bleeker Smit zou dat een vordering van Lico Teelt op Bleeker Smit opgeleverd hebben, ter grootte van de daardoor door Lico Teelt geleden schade. Dat is echter geen vordering van [X] c.s. op Bleeker Smit . [X] c.s. en Lico Teelt kunnen niet vereenzelvigd worden. Omdat verrekening alleen mogelijk is als partijen over en weer vorderingen op elkaar hebben kan een dergelijke vordering [X] c.s. in het kader van deze procedure dus in zoverre niet baten.
3.7
Mogelijk zou, nog steeds uitgaande van wanprestatie zijdens Bleeker Smit , de onrechtmatige activatransactie aan Bleeker Smit niet een schade ter grootte van
€ 126.861,60 hebben berokkend, doch een geringere schade, ter grootte van het, na verrekening met de door Lico Teelt als gevolg van de wanprestatie geleden schade, resterende deel van de vordering van € 126.861,06 van Bleeker Smit op Lico Teelt.
Als dat is wat [X] c.s. aan de orde heeft willen stellen heeft hij dat echter zo onduidelijk gedaan en met name zo weinig onderbouwd dat dat in het kader van deze schadestaatprocedure in appel volstrekt onvoldoende is. De meest concrete onderbouwing is te vinden in de bundel stukken die [X] c.s. met het oog op het pleidooi heeft ingediend, maar het toelichtende eerste deel van die bundel bevat geen heldere schade-opstelling en het hof kan het niet tot zijn taak rekenen om in de rest van die bundel op zoek te gaan naar een ordentelijke, onderbouwde en begrijpelijke schade-opstelling. Bleeker Smit heeft zich daar ook niet deugdelijk tegen kunnen verweren. Ook dit kan [X] c.s. dus niet baten. Uitgangspunt is derhalve dat de schade van Bleeker Smit bestaat uit de beide onbetaald gebleven termijnen ter grootte van samen € 126.861,06 en dat in de huidige situatie de vraag naar de aard van de overeenkomst en de wanprestatie als irrelevant voor de te nemen beslissing geen beantwoording behoeft.
3.8
Voor zover [X] c.s. meent dat uit de overwegingen van het hof in het arrest van 2012, in het bijzonder 3.9 en 3.10, voortvloeit dat het dit hof niet meer vrijstaat om nu bovenstaande afweging te maken is dat niet juist. Het hof heeft daar, in het kader van de begrenzing van de vordering van Bleeker Smit , overwogen dat de eerste termijn van € 63.430,53 zonder meer vast staat, vanwege de vermelding in het proces-verbaal en het daaraan door de wet toegekende gevolg dat sprake is van erkenning. Voor de tweede termijn geldt dat niet, zodat daarover nog debat in de (deze) schadestaatprocedure mogelijk was. Hiervoor is echter vastgesteld, dat [X] c.s. over dat meerdere ten opzichte van de eerste termijn in het kader van dat debat in deze procedure onvoldoende heeft aangevoerd. In 3.10 van het arrest van 2012 heeft het hof tenslotte duidelijk per abuis de namen van partijen verwisseld waar het in de slotzin overweegt dat Bleeker Smit staande zou willen houden dat de door [X] c.s. te vergoeden schade ten hoogste het bedrag van beide termijnen zou kunnen belopen, zodat daaraan geen betekenis toekomt.
3.9
De enige mogelijke uitzondering op de uit het voorgaande voortvloeiende gehoudenheid om het volle bedrag te betalen zou kunnen worden gevormd door feiten die hebben geleid tot een vermindering van de schade die Bleeker Smit heeft geleden door het niet nakomen van de overeenkomst door Lico Teelt, een besparing. Grieven 4 en 5 zien, zo is bij pleidooi bevestigd, op die besparing, al dan niet bij wijze van voordeelsverrekening, als bedoeld in van artikel 6:100 BW. Het gaat er dan met name om dat volgens [X] c.s. de omstandigheid dat er maar een halve oogst was, in verband met de aanwezigheid van het onkruid kiek, tot aanzienlijke besparingen aan de zijde van Bleeker Smit geleid moet hebben vanwege de vermindering in de te verrichten werkzaamheden en te maken kosten.
Dat sprake is geweest van een dergelijke besparing heeft Bleeker Smit echter gemotiveerd bestreden. In deze schadestaatprocedure had het op de weg van [X] c.s. gelegen om te stellen, uit te werken, te kwantificeren en te onderbouwen dat er een besparing is geweest, hoe groot die is geweest en waarom en in hoeverre die besparing tot een vermindering van de betalingsverplichtingen van Lico Teelt jegens Bleeker Smit zou hebben geleid. Dat heeft hij in onvoldoende mate gedaan. De enkele stelling dat het zo moet zijn dat het verwerken van minder bollen tot minder kosten moet leiden is niet genoeg. Ook de stelling dat van extra werk geen sprake kan zijn geweest omdat de kiek allang weg was is, mede gelet op de stellingen van Bleeker Smit , onvoldoende. Dat betekent dat het hof daaraan, zonder dat ruimte is voor bewijslevering, voorbijgaat.