ECLI:NL:GHAMS:2016:4360

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
23-002550-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake invoer van heroïne met nadere strafmotivering en bespreking van persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2016. De verdachte, geboren in Duitsland in 1959 en thans gedetineerd, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor de invoer van heroïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar voegde een nadere strafmotivering toe. De verdachte had hoger beroep ingesteld, waarbij haar raadsman pleitte voor een lagere straf, verwijzend naar haar persoonlijke omstandigheden en het feit dat haar opzet niet gericht was op het vervoeren van vier kilogram heroïne, maar op één kilogram.

Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar problematische huwelijk en financiële situatie. Ondanks deze omstandigheden oordeelde het hof dat de keuze van de verdachte om drugs te smokkelen niet gerechtvaardigd was. Het hof benadrukte het belang van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid en nam de LOVS-orientatiepunten als uitgangspunt voor de strafoplegging. De verdachte had eerder de mogelijkheid om niet terug te keren naar Tanzania, maar koos ervoor om drugs te smokkelen. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van de gebruikelijke strafmaat voor dergelijke delicten. Het arrest bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn uiteengezet.

Uitspraak

parketnummer: 23-002550-16
datum uitspraak: 11 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-820219-16 tegen
[verdachte] geboren als [verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1959,
thans gedetineerd in PI Z-O, Evertsoord Ter Peel, te Evertsoord.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de navolgende strafmotivering toevoegt.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het haar ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat een lagere straf dient te worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd. Enerzijds gelet op de persoonlijke omstandigheden waarin de verdachte verkeerde, anderzijds omdat het opzet niet gericht was op het vervoeren van vier kilogram heroïne maar op één kilogram.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van hoven en rechtbanken (hierna LOVS) heeft oriëntatiepunten vastgesteld die als leidraad kunnen worden gehanteerd bij het bepalen van een passende en geboden straf voor feiten als het onderhavige. Het hof stelt voorop dat genoemde oriëntatiepunten zijn opgesteld ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging bij vaak voorkomende delicten. Naar het oordeel van het hof is het van groot belang dat ook bij feiten als het onderhavige een consistent landelijk straftoemetingsbeleid wordt gevolgd.
Het hof neemt de LOVS oriëntatiepunten als uitgangspunt.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding is de straf te matigen. De verdachte heeft in dit verband aangevoerd dat zij niet langer bij haar echtgenoot in Tanzania wilde en kon blijven. Hij belemmerde haar buitenshuis te gaan, mishandelde haar, was niet alert als zij astma aanvallen had en als hij thuis was, was hij dronken en niet voor rede vatbaar. Zij had zelf geen inkomen en hoewel haar echtgenoot in het bezit is van onroerend goed, ontving zij geen geld. Zij had geen financiële middelen om haar reis naar Europa te bekostigen.
Het hof heeft begrip voor de nijpende situatie waarin de verdachte zich bevond, maar deze situatie rechtvaardigt niet de daaropvolgende keuze van de verdachte om drugs te smokkelen. In dit verband heeft het hof mede gewogen de omstandigheden dat de verdachte, volgens haar eigen verklaring, vanaf januari 2014 meermalen naar de VS en Nederland is gereisd, ook enkele malen zonder haar echtgenoot. Toen zij in Nederland was, is zij zonder haar echtgenoot naar Duitsland gereisd om haar aldaar woonachtige dochter te bezoeken. Hoewel zij toen de mogelijkheid had om niet terug te keren naar Tanzania heeft zij dat wel gedaan. Nadat voor haar de situatie – naar eigen zeggen – in februari 2016 ernstiger werd, heeft zij zeer kort daarna het aanbod van een vriend van haar man om drugs te smokkelen naar Italië aanvaard. Dat zij andere manieren heeft gezocht om het geld voor een ticket naar Europa te bemachtigen, is niet gebleken. Door deze keuze en door zelf geen enkel onderzoek te doen aan of nadere vraag te stellen over de bijzonder grote koffer waarin de drugs verstopt zaten, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof tevens willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij meer dan de toegezegde kilo zou vervoeren. Het hof ziet ook in de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in de omstandigheden van onderhavige zaak geen aanleiding af te wijken van de straf die op basis van de LOVS-oriëntatiepunten doorgaans aan een koerier voor de invoer van de onderhavige hoeveelheid heroïne wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.L. Leenaers en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van
mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 oktober 2016.
=========================================================================
[.]