ECLI:NL:GHAMS:2016:4359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
23-001984-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en diefstal in vereniging, met bijzondere aandacht voor de 'voetbaltruc' en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, was aangeklaagd voor diefstal met geweld en diefstal in vereniging, waarbij gebruik werd gemaakt van de zogenaamde 'voetbaltruc'. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste op 2 maart 2016, waarbij de verdachte een Iphone heeft gestolen van een slachtoffer door deze te bedreigen met een mes, en de tweede op 17 februari 2016, waarbij hij samen met anderen een Iphone van een andere toerist heeft gestolen. Het hof heeft de betrokkenheid van de verdachte bij beide feiten vastgesteld en heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de tweede diefstal.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 221 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uur opgelegd. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de positieve veranderingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn vrijwillige klinische opname voor verslavingsbehandeling. Het hof heeft benadrukt dat de straf zowel de ernst van de feiten moet onderstrepen als de verdachte de kans moet geven om zijn leven te beteren.

Uitspraak

parketnummer: 23-001984-16
datum uitspraak: 11 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-654031-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 02 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, Barndesteeg, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Iphone (merk Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) heeft gezegd: "Ga weg, kom niet bij me in de buurt";
2:
hij op of omstreeks 17 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Iphone (merk Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring van feit 2 en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het medeplegen van feit 2.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde het volgende vast.
Op woensdag 17 februari 2016 worden drie Engelse toeristen aangesproken door een man, ogenschijnlijk een zwerver, die hen vraagt om geld. Hierop waarschuwt de verdachte de toeristen geen geld te geven, omdat zij dan het risico lopen beroofd te worden. De verdachte vertelt de toeristen over de zogenaamde “voetbaltruc”, waarbij spullen worden afgepakt terwijl wordt gedaan alsof er wordt gevoetbald. De verdachte doet vervolgens de bedoelde truc voor bij één van de toeristen. Even later ontdekt deze dat daadwerkelijk zijn telefoon is gestolen. De verdachte is op het moment dat hij de “voetbaltruc” doet met meerdere personen gezien. Een verbalisant ziet op camerabeelden dat binnen enkele minuten na de “voetbaltruc” een voorwerp, het hof gaat uit van een telefoon, tussen de verdachte en een derde man wordt overgegooid, waarbij er op geen enkele wijze contact is of overleg plaatsvindt tussen beide personen.
Met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen acht het hof met name van belang dat de verdachte de toeristen waarschuwt voor de “voetbaltruc”, deze vervolgens voordoet, de mobiele telefoon wegneemt en deze overgooit naar een ander die zich precies ten tijde van deze actie van de verdachte in de directe nabijheid van de plaats delict ophoudt en dat vervolgens de verdachte en deze persoon zonder op dat moment enig waarneembaar overleg of contact met elkaar te hebben uit elkaar gaan. Dit alles duidt op een vooropgezet plan om toeristen of andere passanten waardevolle zaken afhandig te maken en deze snel van de plaats delict af te voeren, en dus, naar uiterlijke verschijningsvorm, op een dermate nauwe en bewuste samenwerking dat het medeplegen bewezen kan worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 02 maart 2016 te Amsterdam, op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone, merk Apple, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en daarbij heeft gezegd: "Ga weg, kom niet bij me in de buurt";
2:
hij op 17 februari 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone, merk Apple, toebehorende aan
[slachtoffer 3].
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Als bijzondere voorwaarden zijn bepaald dat de verdachte verplicht is zich te melden bij Inforsa, verplicht is mee te werken aan (nadere) verdiepingsdiagnostiek en aan het opstellen van een indicatiestelling bij NIFP/IFZ en aan de hieruit voortvloeiende conclusie. Indien die conclusie betekent dat de verdachte een klinische verslavingsbehandeling dient te ondergaan, is de verdachte verplicht hier aan mee te werken. Tenslotte is de verdachte verplicht mee te werken aan een (ambulant) nazorgtraject.
Aan Inforsa is opdracht gegeven toezicht te houden en de verdachte te begeleiden.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 221 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de rechtbank is bepaald. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan een diefstal van een Iphone en de aangevers, Engelse toeristen, vervolgens bedreigd met geweld door hun een mes te tonen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het betreft een ernstig en brutaal feit, dat doorgaans nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich brengt. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweede diefstal van een Iphone tezamen met een ander eveneens op de openbare weg waarbij het slachtoffer ook een Engelse toerist was. Een dergelijk feit draagt bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
15 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, is veroordeeld.
Het hof heeft bij de strafoplegging ten gunste van de verdachte rekening gehouden met hetgeen ter terechtzitting door de verdediging is aangevoerd over de positieve veranderingen in zijn leven. Zo is de verdachte sinds kort opnieuw onder klinische behandeling voor zijn verslaving. Waar eerdere pogingen hiertoe zijn mislukt, laat het zich aanzien dat de huidige behandeling succes heeft. Het gezin van de verdachte staat nog steeds achter hem en uit zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat hij zeer gemotiveerd is de positieve wending in zijn leven vast te houden.
Het hof acht op zichzelf voor deze ernstige feiten een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie. Gezien de hiervoor vermelde persoonlijke omstandigheden is het hof echter van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met een fors voorwaardelijk strafdeel en daarnaast de maximale taakstraf, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, in dit geval en voor deze verdachte passend en geboden is. Deze strafoplegging strekt ertoe zowel de ernst van het feit te benadrukken, als de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst wederom aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken, maar hem bovendien de kans te geven de thans ingeslagen goede weg te kunnen vervolgen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 311, en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
221 (tweehonderdeenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is mee te werken aan (nadere) verdiepingsdiagnostiek, ook als dit ambulant uitgevoerd moet worden en aan het opstellen van een indicatiestelling bij de NIFP/IFZ en de hieruit voortvloeiende conclusie.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is de thans gestarte verslavingsbehandeling te continueren, welke gebaseerd is op de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling voor de duur van maximaal 12 maanden in (forensische) verslavingszorg, - of een soortelijke intramurale instelling- zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is mee te werken aan een (ambulant) nazorgtraject.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.L. Leenaers en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van
mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 oktober 2016.
=========================================================================
[.]