ECLI:NL:GHAMS:2016:4355

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
23-000716-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake invoer van cocaïne door een koerier met nadere strafmotivering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2016. De verdachte, geboren in Suriname, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden voor de invoer van cocaïne. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor een lagere straf, verwijzend naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat de cocaïne niet opzettelijk was gesmokkeld. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder de impact van haar detentie op haar twaalfjarige dochter. Ondanks deze omstandigheden heeft het hof besloten de straf niet te matigen, verwijzend naar de LOVS-oriëntatiepunten die als richtlijn dienen voor de strafoplegging bij dergelijke delicten. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank en voegt een nadere strafmotivering toe, waarbij het belang van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid wordt benadrukt.

Uitspraak

parketnummer: 23-000716-16
datum uitspraak: 11 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-820974-15 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de navolgende strafmotivering toevoegt.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het haar ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat een lagere straf dient te worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd; enerzijds gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, anderzijds omdat de verdachte de cocaïne niet opzettelijk heeft gesmokkeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het Landelijk Overleg van Voorzitters in de Strafsectoren van de hoven en rechtbanken (hierna LOVS) heeft oriëntatiepunten vastgesteld die als leidraad kunnen worden gehanteerd bij het bepalen van een passende en geboden straf voor feiten als het onderhavige. Het hof stelt voorop dat genoemde oriëntatiepunten zijn opgesteld ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging bij vaak voorkomende delicten. Naar het oordeel van het hof is het van groot belang dat ook bij feiten als het onderhavige een consistent landelijk straftoemetingsbeleid wordt gevolgd. Het hof neemt deze oriëntatiepunten dan ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding is de straf te matigen. Door de verdachte is gewezen op de moeilijke situatie die een nieuwe detentie voor haar 12 jarige dochter zal betekenen en op het feit dat zij direct na de schorsing van de voorlopige hechtenis door het hof, weer aan het werk is gegaan. Het hof heeft oog voor de lastige situatie waarin de verdachte zich door hernieuwde detentie zal bevinden. Haar twaalfjarige dochter bevindt zich in een belangrijke periode van haar leven die zij bij hernieuwde detentie slechts op afstand met haar moeder zal kunnen delen. Het hof stelt echter vast dat de verdachte dit geheel aan haar eigen handelen te wijten heeft. Het hof ziet ook in de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in de omstandigheden van onderhavige zaak geen aanleiding af te wijken van de straf die op basis van de LOVS-oriëntatiepunten doorgaans aan een koerier voor de invoer van een dergelijke hoeveelheid cocaïne wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 oktober 2016.
=========================================================================
[.]