Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
[dochter]is het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de bepaling van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van een jongmeerderjarige, [dochter], in het hoger beroep van de man. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een bijdrage van € 364,- per maand was vastgesteld. De man verzoekt de bijdrage op nihil te stellen, terwijl [dochter] verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat [dochter] in haar eigen behoefte kan voorzien door middel van eigen inkomsten, en dat haar behoefte € 377,- per maand bedraagt. De man heeft ter zitting aangevoerd dat [dochter] voldoende eigen inkomsten heeft, terwijl [dochter] stelt dat zij sinds april 2014 geen inkomsten meer heeft. Het hof oordeelt dat [dochter] vanaf 18 april 2014 voor een gedeelte in haar eigen behoefte kan voorzien en dat de man een bijdrage van € 218,- per maand dient te betalen. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe bijdrage wordt vastgesteld met terugwerkende kracht.