ECLI:NL:GHAMS:2016:4182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
200.164.813/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegde vertegenwoordiging en toepassing van Turks recht in een civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een geschil tussen de vennootschap Maya Food GmbH en Al Hoceima Import-Export B.V. over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst die op 23 maart 2013 was ondertekend door een onbevoegd vertegenwoordiger van Maya Food. Het hof oordeelde dat op basis van Turks recht, dat van toepassing was, de vennootschap zich terecht kon beroepen op de onbevoegdheid van de ondertekenaar. Het hof had eerder in een tussenarrest van 2 februari 2016 vastgesteld dat de vertegenwoordiging van Maya Food door [A] niet rechtsgeldig was, omdat Maya Food nooit goedkeuring had verleend voor de handeling die door [A] was verricht. Al Hoceima had zich beroepen op de bepalingen van de Turkse wet op de verbintenissen, maar het hof oordeelde dat Al Hoceima niet voldoende had aangetoond dat Maya Food op de hoogte was gesteld van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [A]. Het hof concludeerde dat de overeenkomst niet bindend was en dat Maya Food recht had op betaling van de openstaande facturen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en wees de vordering van Maya Food toe, waarbij Al Hoceima werd veroordeeld tot betaling van € 38.007,18, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.164.813/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/559186 / HA ZA 14-156
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 oktober 2016
inzake
de vennootschap naar het recht van de Bondsrepubliek DuitslandMAYA FOOD GMBH,
gevestigd te Bochum, Duitsland,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AL HOCEIMA IMPORT-EXPORT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Kara te Maastricht.
Partijen worden hierna Maya Food en Al Hoceima genoemd.

1.Het verdere procesverloop

Bij tussenarrest van 2 februari 2016 heeft het hof geoordeeld dat op basis van Turks recht moet worden beoordeeld wat in de gegeven omstandigheden voor Al Hoceima en Maya Food de gevolgen zijn van de omstandigheid dat [A] onbevoegdelijk namens Maya Food de overeenkomst van 23 maart 2013 heeft ondertekend. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte nader uit te laten over de inhoud van het ten deze toepasselijke Turkse recht en de daaraan in het onderhavige geval te verbinden gevolgen. Partijen hebben ieder een akte genomen en daarbij elk een opinie van een Turkse advocaat overgelegd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld over en weer op elkaars akte en opinie te reageren.
Vervolgens is arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat op het onderhavige geval van toepassing zijn de bepalingen over vertegenwoordiging in de artikelen 40 tot 48 van de ‘Türk Borçlar Kanunu’ (Turkse wet op de verbintenissen, hierna: TBK) zoals in werking getreden op 1 juli 2012. Verder staat tussen partijen vast dat naar Turks recht geldt dat indien een onbevoegde persoon een rechtshandeling verricht in de hoedanigheid van vertegenwoordiger, de rechtshandeling slechts bindend is indien de vertegenwoordigde daaraan zijn goedkeuring verleend (art 46 TBK) en dat die goedkeuring in dit geval door Maya Food nooit is verleend.
2.2.
Al Hoceima heeft zich beroepen op het bepaalde in artikel 42 TBK. Dit artikel houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Lid 1: (…) De vertegenwoordigde [kan] te allen tijde de verleende rechtshandelingsbevoegdheid beperken of intrekken.
(…)
Lid 3: Indien een bevoegdheid door de vertegenwoordigde direct of indirect bekend is gemaakt bij derde partijen, dient de vertegenwoordigde de eventuele beperkingen of intrekkingen van deze bevoegdheid te melden aan derde partijen. Bij verzuim van melding kan de vertegenwoordigde de ingetrokken bevoegdheid niet tegen te goeder trouw derde partijen inbrengen.
2.3.
Al Hoceima heeft aangevoerd dat zij ervan is uitgegaan dat [A] steeds Maya Food heeft vertegenwoordigd. In ieder geval is [A] enige tijd bevoegd vertegenwoordiger van Maya Food geweest, waarbij zij wijst op het uittreksel uit het Duitse handelsregister, waaruit blijkt dat [A] vanaf 15 september 2010 tot 16 juni 2011 vermeld stond als 'Einzelprokura' van Maya Food. Sommige van de gevorderde facturen dateren uit het jaar 2011, toen [A] vertegenwoordiger was van Maya Food. Verder heeft Al Hoceima gesteld dat [A] steeds nauw betrokken was bij de handel tussen Maya Food en Al Hoceima.. Dat hij niet meer bevoegd zou zijn om Maya Food te vertegenwoordigen heeft Maya Food nooit aan Al Hoceima laten weten. Ook na 16 juni 2011 bleef [A] handelen als vertegenwoordiger van Maya Food. Al Hoceima meent dan ook dat zij mocht aannemen dat [A] op 23 maart 2013 nog steeds bevoegd was om Maya Food te vertegenwoordigen.
2.4.
Maya Food heeft op haar beurt aangevoerd dat artikel 42 TBK niet ziet op de onderhavige situatie, maar op het geval dat partijen regelmatig door tussenkomst van dezelfde vertegenwoordiger zaken met elkaar doen. Dat is hier niet het geval. Weliswaar is [A] enige tijd ‘Einzelprokura’ van Maya Food geweest, maar in die hoedanigheid heeft hij uitsluitend gehandeld met de Duitse Douane bij het inklaren van goederen. Maya Food heeft zowel het begin als het einde van die bevoegdheid doen inschrijven in het Duitse handelsregister. Maya Food betwist dat [A] steeds namens Maya Food betrokken was bij de handel met Al Hoceima. Het is niet uit te sluiten dat hij wel eens medewerkers van Al Hoceima telefonisch te woord heeft gestaan, maar hij heeft niet namens Maya Food gehandeld. Maya Food heeft verder aangevoerd dat [A] op 23 maart 2013 tegen de vertegenwoordigers van Al Hoceima heeft gezegd dat hij niet bevoegd was namens Maya Food de overeenkomst te sluiten. Maya Food stelt dat de overeenkomst van 23 maart 2013 onder bijzondere omstandigheden tot stand is gekomen die maken dat Al Hoceima niet te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat [A] vertegenwoordigingsbevoegd was.
2.5.
Het hof stelt voorop dat naar Nederlands procesrecht op Al Hoceima de last rust om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan volgen dat Maya Food direct of indirect aan haar bekend heeft gemaakt dat aan [A] een toereikende volmacht was verstrekt om de overeenkomst van 23 maart 2013 namens Maya Food te sluiten.
2.6.
Al Hoceima heeft in dat kader allereerst gewezen op het feit dat Maya Food op 15 september 2010 in het Duitse handelsregister [A] als ‘Einzelprokura’ (zelfstandig bevoegd procuratiehouder) heeft doen inschrijven. Dat Al Hoceiema op enig moment voorafgaand aan deze procedure van die inschrijving kennis heeft genomen is echter gesteld noch gebleken. Voor zover al moet worden aangenomen dat met die inschrijving aan Al Hoceiema bekend is gemaakt dat [A] bevoegd was Maya Food te vertegenwoordigen, moet het er tevens voor gehouden worden dat Maya Food op gelijke wijze de intrekking van die vertegenwoordigingsbevoegdheid aan Al Hoceima heeft gemeld, door de intrekking van de ‘Einzelprokura’ per 16 juni 2011 weer in het Duitse handelsregister te doen inschrijven.
2.7.
Het hof stelt vervolgens vast dat Al Hoceima, tegenover de betwisting door Maya Food, niet concreet heeft gesteld dat, hoe of wanneer door Maya Food, direct of indirect aan haar is bekend is gemaakt dat [A] (nog steeds) bevoegd zou zijn om Maya Food te vertegenwoordigen. Al Hoceima stelt weliswaar dat [A] steeds betrokken was bij de handel met Al Hoceima, maar welke specifieke handelingen [A] daarbij namens Maya Food zou hebben verricht en hoe en waarom Al Hoceima daaruit heeft kunnen en mogen afleiden dat hij bevoegd zou zijn Maya Food te vertegenwoordigen, heeft Al Hoceima niet gesteld. Dat Al Hoceima kennelijk uit gedragingen van [A] het bestaan van een vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft afgeleid, betekent op zichzelf ook niet dat het bestaan van die bevoegdheid direct of indirect door Maya Food aan Al Hoceima bekend is gemaakt. Uit de stellingen van Al Hoceima kan derhalve, ook indien juist, niet volgen dat Maya Food aan Al Hoceima bekend heeft gemaakt dat [A] na 16 juni 2011 nog bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. Aan bewijslevering wordt dan niet toegekomen.
2.8.
Het voorgaande brengt mee dat naar Turks recht heeft te gelden dat Maya Food zich terecht erop beroept dat [A] op 23 maart 2013 niet (meer) bevoegd was om namens haar de overeenkomst te ondertekenen. Onder die omstandigheden kan niet worden aangenomen dat Maya Food ter zake van de in eerste aanleg gevorderde facturen aan Al Hoceima volledige kwijting heeft verleend.
2.9.
De slotsom is dat grief I slaagt. Al Hoceima heeft in eerste aanleg noch in hoger beroep inhoudelijk bestreden dat zij het door Maya Food gevorderde bedrag van de facturen, de buitengerechtelijk incassokosten en de daarover gevorderde rente verschuldigd is. Het vonnis waarvan beroep zal deels worden vernietigd en de vordering van Maya Food zal alsnog worden toegewezen, tot een bedrag van € 38.007,18 (€ 36.863,54 + € 1.143,64) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg, te weten 3 februari 2014.
2.10.
In het tussenarrest van 6 oktober 2015 is reeds overwogen dat en waarom grief II faalt. Nu partijen aldus over en weer in het ongelijk worden gesteld zal het hof de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep compenseren.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van 5 november 2014 waarvan beroep voor zover daarbij de vordering van Maya Food tot betaling van haar facturen en de buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen en Maya Food in de proceskosten is veroordeeld;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Al Hoceima tot betaling aan Maya Food van € 38.007,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2014 tot aan de dag van de betaling;
bepaalt dat elk van partijen de eigen proceskosten in eerste aanleg dient te dragen;
bekrachtig het vonnis waarvan beroep voor het overige;
bepaalt dat elk van partijen de eigen proceskosten in hoger beroep dient te dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W.H. Vink, J.C.W. Rang en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016.