ECLI:NL:GHAMS:2016:4158
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep na tegenstrijdige verklaringen in mishandelingszaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van mishandeling van de aangeefster op 11 januari 2014 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk trekken aan de haren van de aangeefster en het met kracht tegen een tafel drukken van haar hoofd, wat zou hebben geleid tot letsel en pijn.
Tijdens de zitting heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en getuigen, die stelden dat de verdachte fysiek geweld had gebruikt, tegenover de verklaringen van de verdachte en andere getuigen geplaatst. De verdediging stelde dat er geen fysiek geweld had plaatsgevonden. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster niet consistent waren en dat er weinig objectieve bewijsstukken waren die haar verhaal ondersteunden. De medewerkers van de locatie waar het voorval zich zou hebben afgespeeld, hebben geen vechtpartij waargenomen.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te achten aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de advocaat-generaal, die ook had gevorderd tot vrijspraak.