ECLI:NL:GHAMS:2016:413

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
K14/0303
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake beklag tegen beslissing van de officier van justitie tot niet-vervolging van politieambtenaren

Op 4 februari 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam een tussenbeslissing genomen in een beklagprocedure met rekestnummer K14/0303. Het beklag is ingediend door een klager die zich richt tegen de beslissing van de officier van justitie in Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen een of meer politieambtenaren wegens mishandeling. Het klaagschrift is op 17 juli 2014 door het hof ontvangen. De beklagprocedure heeft verschillende raadkamerbehandelingen gekend, waarbij de voortgang op 17 juni 2015, 26 augustus 2015, 10 november 2015 en 20 januari 2016 aan de orde is gesteld. Tijdens de behandeling op 10 november 2015 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat er overleg gaande was met het arrondissementsparket Noord-Holland om de voortgang van de klacht te bespreken en getuigen te horen. Echter, op 20 januari 2016 werd medegedeeld dat dit overleg nog geen resultaat had opgeleverd.

Het hof overweegt dat artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering burgers de mogelijkheid biedt om zich te beklagen bij het hof indien de officier van justitie niet overgaat tot vervolging van strafbare feiten waarbij zij belanghebbende zijn. Het hof stelt vast dat het Openbaar Ministerie niet de vereiste medewerking verleent om de noodzakelijke informatie te verstrekken, waardoor het hof in grote mate afhankelijk is van de medewerking van opsporingsinstanties en de officier van justitie. Het hof concludeert dat, 18 maanden na het indienen van het klaagschrift, de benodigde informatie nog steeds niet is verstrekt, wat de mogelijkheid tot toetsing van de vervolgingsbeslissing illusoir maakt.

Om het vertrouwen van burgers in de rechtsorde te waarborgen, geeft het hof het Openbaar Ministerie nog één kans om vóór 9 maart 2016 de resultaten van het onderzoek te verstrekken. Indien dit niet gebeurt, zal het hof de rechter-commissaris verzoeken om de benodigde onderzoekshandelingen te verrichten in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek. De behandeling van het beklag wordt aangehouden tot 9 maart 2016, waarbij de advocaat-generaal wordt verzocht ervoor te zorgen dat het hof kan beschikken over de resultaten van het onderzoek en relevante verslagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
TUSSENBESCHIKKING van 4 februari 2016 op het beklag met het rekestnummer K14/0303 van
[Klager],
domicilie kiezende ten kantore van de gemachtigde: mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 17 juli 2014 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen een of meer politieambtenaren ter zake van mishandeling

2.Het verloop van de beklagprocedure

De voortgang van de procedure is aan de orde gesteld bij de raadkamerbehandelingen op 17 juni 2015, 26 augustus 2015, 10 november 2015 en 20 januari 2016.
Bij de behandeling op 10 november 2015 heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat in de daarop volgende week de voortgang van de behandeling van de klacht zou worden besproken met het arrondissementsparket Noord-Holland en het verzoek zou worden gedaan onderzoek te doen, onder meer bestaande uit het horen van de door klager opgegeven getuigen.
De advocaat-generaal heeft bij de behandeling op 20 januari 2016 medegedeeld dat voormeld overleg nog gaande is en tot nu toe geen resultaat heeft opgeleverd.

3.De overwegingen van het hof

Artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering biedt burgers de mogelijkheid zich bij het hof te beklagen indien de officier van justitie niet overgaat tot (verdere) vervolging van strafbare feiten waarbij zij rechtstreeks belanghebbende zijn.
De omstandigheid dat de voor de toetsing van die vervolgingsbeslissing noodzakelijke informatie door het Openbaar Ministerie aan het hof wordt verstrekt, maakt dat het hof in deze procedure in grote mate afhankelijk is van de medewerking van opsporingsinstanties en de officier van justitie. In de zaken waarin vervolging alsnog aangewezen zou kunnen zijn, is volledige en adequate medewerking bovendien een voorwaarde voor een juist verloop van de strafrechtelijke procedure.
Nu het hof 18 maanden na het indienen van het klaagschrift nog steeds niet de beschikking heeft over de bij het in artikel 12a, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde informatie die nodig is voor het nemen van een beslissing, kan het hof niet anders dan concluderen dat van de vereiste medewerking geen sprake is en dat daarmee de voor de burger in de wet verankerde mogelijkheid tot toetsing van een vervolgingsbeslissing illusoir lijkt te worden. Met het oog op het vertrouwen dat burgers in de rechtsorde moeten kunnen hebben, behoeft het geen betoog dat deze gang van zaken bedroevend is.
Gelet hierop ziet het hof geen andere mogelijkheid dan het Openbaar Ministerie nog slechts eenmaal in de gelegenheid te stellen om vóór 9 maart 2016 de resultaten van het onderzoek naar aanleiding van de aangifte van klager te verstrekken.
Indien op genoemde datum mocht blijken dat het Openbaar Ministerie wederom niet aan de opdracht heeft voldaan, zal het hof zich genoodzaakt zien om de rechter-commissaris de benodigde onderzoekhandelingen te doen verrichten in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek. Het hof zal alsdan moeten beslissen beklaagde(n) op te roepen in raadkamer, teneinde de vervolging te gelasten en de officier van justitie de last te geven om een vordering als bedoeld in artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering te doen.

4.Tussenbeslissing

Het hof:
Houdt de behandeling van het beklag aan tot
9 maart 2016 te 16:00 uur
(pro-formabehandeling tegen welke zitting niemand zal worden opgeroepen).
Verzoekt de advocaat-generaal te bewerkstelligen dat het hof bij voortzetting van de behandeling van deze zaak kan beschikken over de resultaten van het onderzoek, alsmede over een ambsbericht van de hoofdofficier van justitie en een verslag van de advocaat-generaal.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
4 februari 2016 door mrs. P.C. Kortenhorst, voorzitter, R.M. Steinhaus en M.M. van der Nat, raadsheren, in tegenwoordigheid van A.M.M. van Gorp, griffier, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.