In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van de advocaat van Airline Hospitality Services B.V. (AHS) in een civiele procedure. AHS is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vordering tot betaling van een vergoeding van 4% over de totale bouwkosten van een hotel werd afgewezen. De advocaat, mr. L.H. Rammeloo, wordt verweten dat hij niet tijdig de relevante feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die van belang waren voor de uitkomst van de procedure. Het hof heeft de zorgvuldigheidseisen voor advocaten uiteengezet en geoordeeld dat de advocaat niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Het hof concludeert dat AHS niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering en dat de advocaat niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet tijdig aanvoeren van bepaalde argumenten, aangezien AHS zelf ook een verantwoordelijkheid had om relevante informatie te verstrekken. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst AHS in de kosten van het geding in hoger beroep.