ECLI:NL:GHAMS:2016:4061
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van onderzoeksplicht van een oud-notaris bij onroerendgoedtransacties
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de klacht van een Officier van Justitie tegen een oud-notaris. De oud-notaris was betrokken bij verschillende onroerendgoedtransacties tussen maart 2007 en april 2010. Het hof moest beoordelen of de oud-notaris voldoende onderzoek had gedaan naar deze transacties, zoals vereist door artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna). Het hof concludeerde dat de oud-notaris bij vier transacties tekortgeschoten was in zijn onderzoeksplicht, wat leidde tot de schorsing van de oud-notaris voor vier weken.
De zaak begon met een tussenbeslissing van het hof op 17 mei 2016, waarna de klager en de oud-notaris hun standpunten via fax hebben toegelicht. Het hof heeft de klachten over de transacties beoordeeld en vastgesteld dat de oud-notaris niet de nodige vragen heeft gesteld over de herkomst van de gelden en de relaties tussen de betrokken partijen. Dit was vooral relevant in gevallen waar verdachte transacties plaatsvonden, zoals bij de overdracht van woningen zonder adequate controle op de financiële stromen.
De oud-notaris werd geconfronteerd met meerdere klachten, maar het hof oordeelde dat niet alle klachten gegrond waren. De klachten die wel gegrond werden verklaard, betroffen transacties waarbij de oud-notaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de achtergrond van de betrokken partijen en de herkomst van de gelden. Het hof benadrukte het belang van zorgvuldig onderzoek om te voorkomen dat notarissen betrokken raken bij fraude of witwassen. Uiteindelijk werd de oud-notaris geschorst voor vier weken, rekening houdend met eerdere strafrechtelijke veroordelingen voor soortgelijke tekortkomingen.