ECLI:NL:GHAMS:2016:4059

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
200.174.892/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid van de oud-notaris bij vastgoedtransactie en de gevolgen van tekortkomingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de klacht van een Officier van Justitie tegen een oud-notaris. De klacht betreft de vraag of de oud-notaris voldoende onderzoek heeft verricht naar een vastgoedtransactie waarbij de oud-notaris betrokken was. De transactie vond plaats op 13 april 2007, waarbij een woning werd geleverd aan [X], vertegenwoordigd door [Y], en waarbij een hypotheekrecht werd verleend aan [Z]. De klager stelde dat de oud-notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de onderlinge verhoudingen tussen de partijen en de herkomst van de gelden, wat zou kunnen wijzen op fraude of witwassen.

Het hof oordeelde dat de oud-notaris had moeten inzien dat de betaling van de koopprijs door [Y] en het verlenen van een hypotheekrecht aan [Z] reden tot zorg moesten zijn. De oud-notaris had aantekeningen van haar onderzoek in het dossier moeten bijhouden, maar dit bleek niet te zijn gebeurd. Het hof concludeerde dat de klacht gegrond was, omdat het nalaten van een zorgvuldig onderzoek een ernstige tekortkoming is. Echter, het hof oordeelde ook dat er geen bewijs was dat de oud-notaris structureel tekortschiet in haar onderzoek bij andere transacties. Gelet op het tijdsverloop werd de maatregel van waarschuwing opgelegd, in plaats van strengere sancties.

De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer en legde de oud-notaris de maatregel van waarschuwing op. Het hof benadrukte het belang van zorgvuldig onderzoek door notarissen om te voorkomen dat zij betrokken raken bij frauduleuze vastgoedtransacties.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.174.892/01 NOT
nummer eerste aanleg : 14-53
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 11 oktober 2016
inzake
de Officier van Justitie te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.T.C. Leliveld, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof heeft in deze zaak op 17 mei 2016 een tussenbeslissing gegeven. Het hof verwijst daarnaar.
1.2.
Appellant (hierna: klager) heeft bij (fax)brief van 10 juni 2016 zich nader uitgelaten. De oud-notaris heeft bij (fax)brief van 15 juli 2016 daarop gereageerd. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeslissing.
2.2.
Zoals het hof heeft weergegeven in de tussenbeslissing onder 3.2.1. gaat de zaak inhoudelijk om de volgende transactie:
De oud-notaris heeft op 13 april 2007 een akte verleden waarbij de woning aan [adres] is geleverd aan [X] . [X] werd daarbij krachtens notariële volmacht vertegenwoordigd door [Y] . De koopsom van € 85.469,28 is op de kwaliteitsrekening van de oud-notaris overgemaakt vanaf een bankrekening ten name van [Y] . De oud-notaris heeft op dezelfde dag een akte verleden waarbij [X] een recht van hypotheek op de woning heeft verleend aan [Z] in verband met een geldlening van
€ 85.469,28.
2.3.
Volgens klager riep de transactie vragen op en heeft de oud-notaris onvoldoende onderzoek daarnaar gedaan. De vragen hadden met name betrekking op de volgende omstandigheden. [Y] was zowel vertegenwoordiger als financier van [X] . Het adres van [Y] kwam niet overeen met zijn GBA-gegevens. [Z] verkreeg een hypotheekrecht hoewel hij niet de financier was en er ook geen voorafgaande overeenkomst met betrekking tot een geldlening van [Z] aan [X] beschikbaar was. [A] vergezelde [Z] en [Y] . Niet blijkt dat de oud-notaris met [X] heeft gesproken en dat de oud-notaris is nagegaan of hij de transactie daadwerkelijk wilde. Een deugdelijk onderzoek zou, volgens klager, tot de conclusie hebben geleid dat [X] , [Y] en [Z] stromannen waren in een schijnconstructie onder leiding van [A] , die werkzaam was bij makelaarskantoor [B] . De oud-notaris had haar dienst daarom moeten weigeren.
2.4.
De oud-notaris heeft aangevoerd dat uit het dossier het volgende blijkt. De behandelende kandidaat-notaris heeft op 12, 13, 14 en 21 maart 2007 contact met [X] gehad. Op 21 maart 2007 is met [X] de afspraak gemaakt om op 28 maart 2007 de akte te passeren. Op
27 maart 2007 heeft [X] een fax aan het notariskantoor gezonden. Ook de betrokken bank heeft in die periode met [X] gecommuniceerd. Op 28 maart 2007 heeft [A] zich voor het eerst gemeld, maar de oud-notaris heeft hem afgehouden, waarna [X] heeft verklaard dat [A] als makelaar zou optreden. De oud-notaris meent dat zij zorgvuldiger onderzoek naar het adres van [Y] had kunnen doen en zorgvuldiger had moeten vastleggen welk onderzoek zij heeft gedaan naar het feit dat [Y] de koopsom heeft betaald.
2.5.
Het hof moet beoordelen of de oud-notaris voldoende onderzoek naar de onderhavige transactie heeft gedaan om te kunnen vaststellen of zij ingevolge het bepaalde in artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt medewerking aan de transactie behoorde te weigeren. Wat van de oud-notaris in dit opzicht werd verlangd, hangt af van de aard van de transactie, van hetgeen de oud-notaris ten tijde van de transactie bekend was of moest zijn en van de overige omstandigheden van het geval. Informatie en inzichten die klager op basis van strafrechtelijk onderzoek achteraf over de transactie heeft verkregen, zijn niet doorslaggevend.
2.6.
Naar het oordeel van het hof had de betaling van de koopprijs door [Y] , die optrad als vertegenwoordiger van [X] , in samenhang met het verlenen van een hypotheekrecht aan [Z] , voor de oud-notaris reden moeten zijn om onderzoek te doen naar de onderlinge verhouding tussen partijen en de herkomst van de gelden. Van een zorgvuldig notaris mocht verder worden verlangd dat deze van het onderzoek en de uitkomst daarvan aantekeningen in het dossier zou bijhouden. Het hof stelt vast dat de oud-notaris blijkens haar verklaring geen aantekeningen van een dergelijk onderzoek in het dossier heeft bijgehouden. Overigens blijkt ook niet op andere wijze dat de oud-notaris een dergelijk onderzoek heeft verricht. De klacht is dus gegrond.
2.7.
Wat betreft de maatregel overweegt het hof het volgende. Een zorgvuldig onderzoek is van belang om te voorkomen dat de notaris een schakel wordt in de totstandkoming van vastgoedtransacties die verband houden met fraude en witwassen. Het nalaten van een dergelijk onderzoek is daarom een ernstige tekortkoming. Het is echter niet gebleken dat de oud-notaris structureel is tekortgeschoten in het verrichten van onderzoek bij transacties als de onderhavige. Mede gelet op het tijdsverloop volstaat in dit geval de oplegging van de maatregel van waarschuwing.
2.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking omdat dit niet tot een andere beslissing kan leiden.
2.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing van de kamer en doet opnieuw recht;
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de oud-notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, J.C.W. Rang en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016 door de rolraadsheer.