ECLI:NL:GHAMS:2016:4057

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
200.174.917/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onderzoeksplicht van een oud-notaris in verband met vastgoedtransacties en de oplegging van een maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rol van een oud-notaris in vastgoedtransacties. De zaak is aangespannen door de Officier van Justitie, die de oud-notaris beschuldigde van onvoldoende onderzoek naar de financiering van een woningtransactie. De oud-notaris had op 1 oktober 2010 een akte verleden waarbij een woning werd geleverd aan een koper, [x]. De financiering van de koopprijs, die meer dan € 83.000,- bedroeg, was afkomstig van drie verschillende personen die niet bij de transactie betrokken waren. Dit wekte argwaan bij de klager, die stelde dat de oud-notaris niet voldoende had onderzocht of de transactie legitiem was.

Het hof oordeelde dat de oud-notaris inderdaad onderzoek had moeten doen naar de herkomst van de gelden en de relatie tussen de koper en de geldschieters. Het nalaten van dit onderzoek werd gezien als een ernstige tekortkoming, maar het hof concludeerde dat er geen structurele tekortkomingen waren in het onderzoek van de oud-notaris bij vergelijkbare transacties. Gelet op het tijdsverloop werd de maatregel van waarschuwing opgelegd, in plaats van zwaardere sancties. De beslissing van de kamer werd gedeeltelijk vernietigd, en de klacht werd gegrond verklaard voor het onderdeel van onvoldoende onderzoek, terwijl de overige klachten ongegrond werden verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.174.917/01 NOT
nummer eerste aanleg : 14-56
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 11 oktober 2016
inzake
de Officier van Justitie te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof heeft in deze zaak op 17 mei 2016 een tussenbeslissing gegeven. Het hof verwijst daarnaar.
1.2.
Appellant (hierna: klager) heeft bij (fax)brief van 10 juni 2016 zich nader uitgelaten. De oud-notaris heeft bij (fax)brief, ontvangen op 1 juli 2016, daarop gereageerd. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeslissing.
2.2.
Zoals het hof heeft weergegeven in de tussenbeslissing onder 3.2.1. gaat de zaak inhoudelijk om de volgende transacties:
De oud-notaris heeft op 1 oktober 2010 een akte verleden waarbij de woning aan de [adres] is geleverd aan [naam] (hierna: [x] ). Het volledige door koper te betalen bedrag van meer dan € 83.000,-- (waaronder de koopsom van
€ 77.000,-) is op de kwaliteitsrekening van de oud-notaris overgemaakt vanaf particuliere bankrekeningen van drie verschillende personen die niet bij de transactie betrokken waren en zonder dat een recht van hypotheek werd gevestigd. Van tevoren was bekend dat [x] voornemens was om de woning door te leveren voor een koopsom van € 92.500,-. De oud-notaris heeft geweigerd aan deze laatste transactie haar medewerking te verlenen. Op 5 oktober 2010 heeft de oud-notaris in verband daarmee een Mot-melding gedaan.
Op 2 mei 2011 heeft de oud-notaris een akte houdende schuldbekentenis met hypotheekstelling verleden, waarbij [x] als zekerheid voor een lening van € 90.000,- een recht van hypotheek op vorenbedoelde woning heeft verleend aan [Z 1] , die op dat moment stond ingeschreven op het eerdergenoemde adres.
2.3.
Volgens klager riepen de transacties vragen op en heeft de oud-notaris onvoldoende onderzoek daarnaar gedaan. De vragen hadden met name betrekking op de hierna te noemen omstandigheden.
Overdracht
2.4.
Klager heeft erop gewezen dat [x] het pand niet zelf kon financieren en geen financiering van een bank had, maar wel de woning opgaf als toekomstig woonadres. De koopprijs werd door diverse particulieren betaald, zonder dat blijkt in welke relatie [x] tot hen stond. Deze personen hebben geen hypotheekrecht bedongen, terwijl het om grote bedragen gaat. De correspondentie is vermoedelijk niet met [x] , maar met een derde gevoerd.
2.5.
De oud-notaris heeft aangevoerd dat zij geen bemoeienis heeft gehad met het sluiten van de koopovereenkomst. Volgens de oud-notaris moest hard achter [x] aan worden gelopen omdat hij niet tijdig de waarborgsom had gestort. Uiteindelijk bleek dat hij particuliere financiers had gevonden. Zij heeft [x] ook niet persoonlijk gesproken, omdat [x] aan een kantoormedewerker een volmacht heeft verleend, die was opgemaakt door een andere notaris. Vóór de overdracht kwam [Y] met de mededeling dat [x] geen financiering nodig had omdat de woning direct moest worden doorgeleverd aan een derde. Van de voorzitter van de desbetreffende vereniging van eigenaren vernam zij dat de woning door [Y] of [Z 1] te koop werd aangeboden aan zijn zuster. De oud-notaris heeft laten weten dat zij niet bereid was mee te werken aan de BC-transactie. Er zijn verder e-mails overgelegd waaruit blijkt dat een medewerker van het kantoor van de oud-notaris contact heeft gehad met de verkoper – die nakoming van de koopovereenkomst verlangde – en met [A] van [Y] . Er zijn tevens diverse berichten gezonden aan een e-mailadres op naam van [x] , maar niet blijkt dat [x] op enig moment daarop heeft gereageerd. Blijkens het proces-verbaal dat is opgemaakt van de mondelinge behandeling bij de kamer heeft de oud-notaris verklaard dat zij aan de drie geldschieters een schriftelijke bevestiging heeft gevraagd en vervolgens printjes heeft gekregen dat het geld was overgemaakt.
2.6.
Het hof moet beoordelen of de oud-notaris voldoende onderzoek naar de onderhavige transacties heeft gedaan om te kunnen vaststellen of zij ingevolge het bepaalde in artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt medewerking aan de transacties behoorde te weigeren. Wat van de oud-notaris in dit opzicht werd verlangd, hangt af van de aard van de transactie, van hetgeen de oud-notaris ten tijde van de transacties bekend was of moest zijn en van de overige omstandigheden van het geval. Informatie en inzichten die klager op basis van strafrechtelijk onderzoek achteraf over de transacties heeft verkregen, zijn niet doorslaggevend.
2.7.
Naar het oordeel van het hof had de oud-notaris onderzoek behoren te doen naar de financiering van de koopprijs. De omstandigheid dat de koopprijs werd betaald door drie verschillende, voor de oud-notaris onbekende personen had voor de oud-notaris aanleiding moeten zijn om vragen te stellen over de verhouding waarin die personen tot [x] stonden en de herkomst van de gelden. Niet gebleken is dat de oud-notaris dit op genoegzame wijze heeft onderzocht. In zoverre is de klacht gegrond.
Hypotheek
2.8.
Over het verlenen van de hypotheek door [x] aan [Z 1] heeft klager opgemerkt dat [Z 1] niet een van de drie oorspronkelijke geldschieters was.
2.9.
Volgens de oud-notaris waren er geen redenen te bedenken om haar dienst te weigeren. De hypotheek betrof de zekerheid voor een geldlening van [Z 1] aan [x] , die was aangegaan na de overdracht van de woning. Van de geldlening was een schuldbekentenis opgemaakt, gedateerd op 27 oktober 2010. [Z 1] bleek de uiteindelijke financier van [x] .
2.10.
Voor de beoordelingsmaatstaf verwijst het hof naar rechtsoverweging 2.6.
Naar het oordeel van het hof heeft klager onvoldoende naar voren gebracht om de conclusie te rechtvaardigen dat de oud-notaris reden had om in het kader van het verlenen van het hypotheekrecht nader onderzoek te doen. De klacht is op dit punt ongegrond.
Maatregel
2.11.
Wat betreft de maatregel overweegt het hof het volgende. Een zorgvuldig onderzoek is van belang om te voorkomen dat de notaris een schakel wordt in de totstandkoming van vastgoedtransacties die verband houden met fraude en witwassen. Het nalaten van een dergelijk onderzoek is daarom een ernstige tekortkoming. Het is echter niet gebleken dat de oud-notaris structureel is tekortgeschoten in het verrichten van onderzoek bij transacties als de onderhavige. Mede gelet op het tijdsverloop volstaat in dit geval de oplegging van de maatregel van waarschuwing.
2.12.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking omdat dit niet tot een andere beslissing kan leiden.
2.13.
Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing van de kamer en doet opnieuw recht;
- verklaart de klacht gegrond op het onderdeel dat hiervoor is genoemd in 2.7.;
- legt de oud-notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, J.C.W. Rang en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016 door de rolraadsheer.