ECLI:NL:GHAMS:2016:4019

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
200.169.687/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor tekortkoming in huurgenot door verbouwing van gehuurde ruimtes

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Profhire Nederland B.V. en [X] B.V. over de huur van kantoorruimte en bijkomende ruimten voor het geven van cursussen en trainingen. Profhire heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin haar vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. Profhire stelt dat de verhuurder, [X], tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het bedrijfspand vóór het einde van de huurovereenkomst te ontmantelen, waardoor het geven van cursussen feitelijk onmogelijk werd. De kantonrechter oordeelde dat Profhire niet deugdelijk in gebreke had gesteld, zoals vereist in artikel 6:82 BW, en dat [X] niet aansprakelijk was voor de schade. Het hof oordeelt echter dat Profhire niet opnieuw in gebreke hoefde te stellen, omdat [X] niet voornemens was om Profhire het huurgenot te verschaffen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en kent Profhire een schadevergoeding toe van € 16.050,=, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.169.687/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 3339126/ CV EXPL 14-9126
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 oktober 2016
inzake
PROFHIRE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Velsen,
appellante,
advocaat: mr. P.F.P. Nabben te Haarlem,
tegen
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Profhire en [X] genoemd.
Bij dagvaarding van 28 april 2015 is Profhire in hoger beroep gekomen van het onder bovenvermeld zaak-/rolnummer op 25 februari 2015 uitgesproken vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), gewezen tussen Profhire als eiseres en [X] als gedaagde.
Partijen hebben hierna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties (Profhire);
- memorie van antwoord, met producties ( [X] ).
Ter zitting van 7 april 2016 hebben partijen de zaak doen bepleiten, Profhire door mr. V.M.A. Vos, advocaat te Haarlem, en [X] door mr. Meijer voornoemd. Mr. Vos heeft pleitnotities en een productie overgelegd. Mr. Meijer heeft ten behoeve van zijn pleidooi één pagina van zijn pleitaantekeningen overgelegd.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
Profhire heeft geconcludeerd dat het hof, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog haar vorderingen (zoals gewijzigd bij memorie van grieven) zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
[X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met, uitvoerbaar bij voorraad, beslissing over de proceskosten met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De feiten”, sub a tot en met j, een aantal feiten vastgesteld. Volgens Profhire is deze feitenvaststelling niet volledig. Zij heeft echter de juistheid daarvan, met uitzondering van de vaststelling van de kantonrechter (onder c) dat Profhire de huuropzegging van [X] voor akkoord heeft getekend, niet betwist. Ook [X] heeft dat niet gedaan, zodat ook het hof - in zoverre - van de door de kantonrechter vermelde feiten zal uitgaan. Aangevuld met de in hoger beroep gestelde en niet voldoende weersproken feiten, gaat het in deze zaak om het volgende.
a. Profhire levert ondersteuning aan bedrijven bij het ontwikkelen en uitvoeren van een integraal veiligheidsbeleid en verzorgt in dat kader opleidingen en trainingen. Zij beschikt hiervoor over een zogenoemde praktijksimulator waarin diverse ongeval scenario’s gesimuleerd kunnen worden. De praktijksimulator dient in een speciaal ingerichte ruimte te worden geplaatst.
b. Profhire heeft van [X] tegen een huurprijs van € 233,80 inclusief btw per maand een ruimte gehuurd in het bedrijfspand gelegen aan de [adres 1] om voormelde simulator te plaatsen. Blijkens de door partijen op 2 april 2008 gesloten huurovereenkomst huurde Profhire van [X] in genoemd pand:
- een opslagruimte van ongeveer 30 m2,
- een simulatorruimte ter grootte van ongeveer 53 m2 en
- een kantoorruimte van ongeveer 29 m2.
De huur van de simulatorruimte zou volgens de huurovereenkomst tot 1 juni 2011 kosteloos zijn. Profhire kon per cursus - naast de hiervoor genoemde ruimtes - een theorieruimte erbij huren. In de huurovereenkomst is - onder 1.1 - bepaald dat aan Profhire voor het verzorgen van trainingen en/of cursussen per dag per training en/of cursus € 90,= exclusief btw berekend zal worden.
c. Uit de door Profhire bij pleidooi in hoger beroep overgelegde plattegrond - waarvan de juistheid door [X] niet is weersproken - blijkt dat naast de op de eerste verdieping gelegen simulatorruimte twee ruimtes als leslokalen waren ingericht. Op de begane grond van het bedrijfspand bevond zich een receptie en een keuken met kantine alsmede sanitaire voorzieningen.
d. Het door [X] aan Profhire verhuurde pand was tevens bij haarzelf in gebruik en zij verhuurde een deel daarvan ook aan het bedrijf Fireware.
e. Bij brief van 22 november 2012 heeft [X] de huurovereenkomst met Profhire tegen 31 mei 2013 opgezegd. Deze brief is door Profhire op 13 december 2012 voor ontvangst ondertekend.
f. In een e-mail van 25 januari 2013 heeft Profhire aan [X] geschreven, voor zover van belang:
“We
hebben inmiddels het huurcontract getekend voor de [adres 2] . Ik heb een bouwbedrijf in de arm genomen om met spoed de inrichting te verzorgen. 1 maart gaat waarschijnlijk niet lukken, we gaan wel proberen om 1 april te realiseren. Conform het huurcontract is 31 mei de “laatste dag”, maar we doen ons uiterste best eerder weg te zijn. (...)
Heb ook verder geen idee wat jullie planning is? Ik zou het wel prettig vinden als je ons daarover kunt informeren.
Ik ga ervan uit dat de cursussen die wij plannen staan wel doorgang kunnen vinden conform ons huurcontract. Tevens ga ik er ook vanuit, zoals gebruikelijk de kantineruimte te kunnen gebruiken voor de lunch van cursisten. Wij zullen ook bij [A] in principe tot 31 mei het lokaal reserveren.
g. Per e-mail van 4 februari 2013 heeft Profhire aan [X] bericht:

We hadden inderdaad afgesproken als ik iets weet je z.s.m. op de hoogte te brengen. Ik heb nog geen planning van de aannemer, de cursussen staan in principe gepland tot 31 mei conform huurcontract.
h. In reactie hierop heeft [X] per e-mail van 4 februari 2013 aan Profhire geschreven:

Jammer om te lezen dat je nog geen planning hebt
Ik heb al aangegeven dat wij een andere mening hebben over de huur van het theorielokaal. Wij zijn van mening dat dit geen onderdeel is van onze huurovereenkomst en jij weet dat wij niet voornemens zijn om tot 31 mei het hele pand voor jou beschikbaar te houden
Omdat jij geen datum kan of wil geven, moet ik wel met mijn planning door!!! jij weet dat wij niet gaan wachten tot 31 mei
(…)
15 februari gaan wij zelf dit pand verlaten, wij nemen dan alle theorie spullen mee, 28 februari is fire ware(d.i. de andere huurder in het pand, Fireware, toevoeging hof)
ook weg. Dit betekent dat de nieuwe huurder per die datum aan de slag gaat in dit pand, boven gaat hij alle wanden eruit halen dus zal er dan ook geen theorieruimte meer zijn. Per 15 februari zal ook de keuken beneden weg zijn. De kantine is weg op 15 februari en de ontvangstruimte/receptie is leeg en onbemand.
i. Bij brief van 15 februari 2013 heeft DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. (verder: DAS) namens Profhire aan [X] geschreven, voor zover van belang:

(...) uit uw e-mail van 4 februari 2013 aan cliënt blijkt, dat u reeds voor 31 mei 2013 het pand gaat ontruimen (15 februari 2013) en op 28 februari zal een nieuwe huurder in het pand trekken.
Gelet op de huurovereenkomst en de daarin tussen partijen overeengekomen huurtermijnen kan uw actie worden gekwalificeerd als een wanprestatie, met alle gevolgen vandien.
Mijn cliënt maakt aanspraak op huurbescherming en zal het gehuurde niet verlaten. Ik wijs u erop dat (…) u gehouden blijft het rustig huurgenot aan cliënt te verschaffen. (…)
Tevens stel ik u reeds nu alsdan aansprakelijk voor de schade die cliënt lijdt en zal lijden, als gevolg van uw handelen, waardoor het voor cliënt niet meer mogelijk zal zijn om gebruik te maken van het gehuurde. Zo heeft cliënt al afspraken gemaakt met betrekking tot gebruik van de simulatorruimte, alsmede zal er sprake zijn van imagoschade en inkomstenderving.
Namens cliënt sommeer ik u dan ook, om per direct de huidige huurovereenkomst in ieder geval tot 31 mei 2013 te respecteren en het rustig huurgenot te blijven verschaffen.
Mocht u niet aan deze sommatie voldoen, stel ik u reeds nu alsdan in gebreke en aansprakelijk voor de schade die cliënt lijdt en zal lijden (…).
j. Bij e-mail van 18 februari 2013 heeft [X] op deze brief als volgt gereageerd:
“(…)
Uiteraard respecteren wij het huurcontract met uw cliënt. De kantoorruimte die uw cliënt tegen betaling huurt staat omschreven in ons huurcontract, en deze ruimte zal tot 31 mei onaangetast en voorzien van huurgenot gewoon blijven bestaan. aan deze betaalde kantoorruimte verandert niets, de ruimte om deze kantoorruimte wordt enigszins verandert, maar ik neem gemakshalve aan dat dit het huurgenot van uw cliënt niet zal aantasten. (…) de nieuwe hoofdhuurder (…) zal per 1 maart de overige ruimtes betrekken. Hierdoor hebben er momenteel al enkele aanpassingen voorgedaan in het gebouw, en zullen er in de nabije toekomst nog enkele aanpassingen komen. (…) Enige overlast tijdens een ingrijpende verbouwing is uiteraard nooit in zijn geheel te voorkomen. Hiervoor bijvoorbaat onze excuses, en hopelijk het begrip van uw cliënt.
k. Op 18 februari 2013 heeft [X] Profhire per e-mail onder andere het volgende bericht:

Natuurlijk hadden wij beter kunnen communiceren over onze werkzaamheden in het pand, dan waren deze waarschijnlijk minder koud op je dak gekomen. Maar ik had wel al gemaild dat wij de wanden boven eruit zouden halen toch? en ook de overige zaken hebben we wel besproken, wij hebben gezegd dat we zelf eruit zouden gaan in februari! (…) Dus ik begrijp voor jou dat dit plotselinge geklus in het pand voor enige overlast kan zorgen, maar je begrijpt dat het voor ons ook direct in de kosten scheelt als we zelf werkzaamheden kunnen doen.
(…) Morgen ? (of vandaag in ieder geval dinsdag) gaan de laatste muurtjes eruit om jou kantoorruimte heen. Jou kantoorruimte blijft uiteraard gewoon intact. De keuken beneden gaat eruit morgen (…). De CV is een paar dagen uit bedrijf, wordt voor 1 maart weer gemaakt, maar jij kan warmte uit je airco halen had ik begrepen. (…)”.
l. Op 20 februari 2013 schrijft [X] Profhire per e-mail onder meer:

Als ik niets van jou verneem over dit onderwerp ga ik die aanpassingen rond jou kantoordeel vrijdag doen. Dan ga ik er ook vanuit dat jij tot 31 mei huurt en betaald (…)
Tweede punt, maandag(d.i. 25 februari 2013, toevoeging hof)
begint de aannemer met het weghalen van de verdieping die in de garage is bijgebouwd. Er staan nog computers, brandspullen etcetc en andere spullen in deze ruimte op de tweede verdieping. Kan jij zorgen dat dit voor maandag allemaal weg is.
(…) In ieder geval gaat de aannemer de verdieping verwijderen maandag. (…)”.
m. Op 20 februari 2013 stuurt Profhire een e-mail aan [X] met de volgende tekst:
“(…)
Morgen heb ik stroom op de portocabine, volgende week telefoon en internet. Voor 1 maart zijn wij uit het kantoor.
De simulator kan ik voor maandag niet weghalen omdat dit in overleg met [B] gebeurd. Dit MOET door specialisten gedaan worden. Is al ingepland en overlegd met de nieuwe huurder [C] .
Als je dit door een aannemer laat doen zijn ALLE gevolgen voor jullie.
De volledige aansprakelijkheid en alle kosten die uit je acties voortvloeien komen direct bij jullie te liggen.
n. Bij brief van 31 oktober 2013 van DAS heeft Profhire [X] aansprakelijk gesteld voor een schadebedrag van € 171.899,50 incl.btw. Bij brief van 2 december 2013 heeft de advocaat van [X] deze aansprakelijkstelling van de hand gewezen.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [X] jegens Profhire aansprakelijk is omdat zij in de nakoming van haar verplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst tekort is gekomen. Profhire stelt dat dit het geval is omdat haar niet het huurgenot is verschaft waarop zij op grond van de huurovereenkomst aanspraak mocht maken. In elk geval diende haar, na de huuropzegging, tot en met 31 mei 2013 het rustig huurgenot van de door haar gehuurde ruimtes te worden verschaft. Vanaf januari 2013 echter werd het pand waarin de ruimtes die zij van [X] huurde gelegen zijn, intensief verbouwd waardoor het normaal gebruik daarvan volstrekt niet mogelijk was en zij heeft het gehuurde per 1 maart 2013 daarom noodgedwongen verlaten. [X] heeft de stellingen van Profhire tegengesproken. Zij voert, samengevat, het verweer dat Profhire niet belemmerd is in het gebruik van de aan haar verhuurde ruimtes en dat de huurovereenkomst is gerespecteerd, zoals zij Profhire op 18 februari 2013 nog met zoveel woorden heeft bevestigd. Profhire is volgens [X] ook niet gedwongen het gehuurde voortijdig te verlaten. Profhire heeft dit zelf besloten.
3.2
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vordering van Profhire tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van € 188.594,= afgewezen op de grond dat gesteld noch gebleken is dat Profhire [X] deugdelijk in gebreke heeft gesteld, zoals vereist in artikel 6:82 BW. Naar het oordeel van de kantonrechter diende Profhire, kort samengevat, na de e-mailberichten van [X] van 18 februari 2013 een gespecificeerde sommatie te versturen, waarbij zij [X] precies zou aangeven wat deze moest doen om haar verplichtingen goed na te komen. Profhire heeft dat niet gedaan en daarom is, aldus, kort samengevat, de kantonrechter, [X] niet in verzuim gekomen en niet aansprakelijk voor eventuele schade van Profhire. Tegen dit oordeel komt Profhire op met haar tweede en derde grief. Het hof overweegt over deze grieven het volgende.
3.3
Uit de door partijen ingenomen stellingen volgt dat zij van mening verschillen over de vraag tot het gebruik van welke ruimtes Profhire op grond van de huurovereenkomst gerechtigd was. Uit de door [X] aan Profhire gestuurde berichten volgt dat zij zich op het standpunt stelt dat zij aan Profhire slechts kantoorruimte heeft verhuurd en dat zij tot niet meer gehouden was dan Profhire in staat te stellen die ruimte (als zodanig) te gebruiken. Dat standpunt moet op grond van de tekst en strekking van de huurovereenkomst als onjuist worden verworpen. De huurovereenkomst bepaalt immers expliciet dat [X] aan Profhire verhuurt een opslagruimte, een kantoorruimte en een simulatorruimte. Dat het gebruik van de simulatorruimte voor Profhire tot 1 juni 2011 kosteloos was en zij ook nadien voor het gebruik van die ruimte niet heeft behoeven te betalen, doet niet af aan het gegeven dat tot de ruimtes die Profhire op grond van de huurovereenkomst mocht gebruiken, ook de simulatorruimte behoorde. Verder volgt uit artikel 1.1 van de huurovereenkomst dat Profhire tegen betaling van € 90,= per cursus per dag in de gelegenheid was cursussen en/of trainingen in het pand te geven. Hierin ligt besloten dat Profhire in de lokatie die zij huurde, cursisten zou moeten kunnen ontvangen. Het door Profhire gehuurde was dus niet alleen bestemd om te worden gebruikt als kantoorruimte.
3.4
Het staat vast dat [X] ervan op de hoogte was dat Profhire van mening was dat zij tot en met 31 mei 2013 in staat zou moeten worden gesteld cursussen en/of trainingen aan derden te blijven geven (zie het slot van haar brief van 25 januari 2013 en haar e-mail van 4 februari 2013). Niettegenstaande de mededeling van Profhire dat zij in principe tot 31 mei 2013 cursussen had gepland, heeft [X] op 4 februari 2013 Profhire echter bericht dat zij geen gebruik meer zou kunnen maken van de theorieruimte (noch van de keuken op de begane grond van het pand en de daar aanwezige ontvangstruimte/receptie), omdat de nieuwe huurder per 15 dan wel 28 februari 2013 in het pand ‘aan de slag’ zou gaan, hetgeen inhield dat met uitzondering van de wanden rond de door Profhire gehuurde kantoorruimte alle wanden uit het pand zouden worden verwijderd. Daardoor zou geen theorieruimte meer aanwezig zijn. Op deze mededeling van [X] is de brief van DAS van 15 februari 2013 gevolgd, waarin [X] expliciet aansprakelijk is gesteld indien zij door de door de nieuwe huurder geplande activiteiten niet het rustige huurgenot aan Profhire zou geven. Het moet op grond van de eerdere mededelingen van Profhire voor [X] duidelijk zijn geweest dat Profhire aanspraak maakte op het kunnen gebruiken van onder andere de leslokalen naast de simulatorruimte, en niet alleen van de door Profhire gehuurde kantoorruimte, zodat Profhire haar cursisten tot het einde van de huurovereenkomst zou kunnen blijven ontvangen.
3.5
[X] heeft, vasthoudende aan het standpunt dat zij slechts kantoorruimte aan Profhire verhuurde en de huurovereenkomst in dat opzicht respecteerde, de nieuwe huurder zijn gang laten gaan en toegelaten dat een ingrijpende verbouwing plaatsvond waarbij nagenoeg alle wanden om de door Profhire gehuurde kantoorruimte heen werden verwijderd alsmede een trap die toegang gaf tot de eerste verdieping. De leslokalen waren daardoor ontmanteld. Door het open gat als gevolg van de verwijderde trap was een gevaarlijke situatie ontstaan. Het was, met andere woorden, voor Profhire feitelijk onmogelijk om nog naar behoren cursussen en/of trainingen in het pand te geven. Omdat de huurovereenkomst voor [X] mede de verplichting inhield dat Profhire (tegen betaling van € 90,= per cursus/per dag) cursussen en/of trainingen ter plaatse kon geven, staat met het gegeven dat die cursussen door de uitgevoerde verbouwing feitelijk niet meer naar behoren konden worden gegeven, de tekortkoming van [X] in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst vast.
3.6
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat Profhire [X] na de brief van DAS van 15 februari 2013 niet (nogmaals) formeel in gebreke behoefde te stellen. Uit de mededelingen van [X] in haar e-mailbericht van 18 februari 2013 mocht Profhire immers afleiden dat [X] niet voornemens was Profhire overeenkomstig de huurovereenkomst nog in de gelegenheid te stellen in de door haar gehuurde ruimtes cursussen en trainingen te geven. Niettegenstaande het feit dat Profhire in elk geval ook de opslagruimte en de simulatorruimte huurde, werd zij zelfs door [X] op 20 februari 2013 gesommeerd de daarin opgeslagen zaken te verwijderen. Onder deze omstandigheden was ingevolge artikel 6:83 aanhef en onder c BW een ingebrekestelling niet nodig om het verzuim van [X] te doen intreden. Voor zover dat al anders is, faalt het verweer van [X] dat zij ten onrechte niet in gebreke is gesteld, omdat de e-mail van Profhire van 20 februari 2013 op grond van artikel 6:82 lid 2 BW als een ingebrekestelling kan worden beschouwd. Het hof verwerpt de stelling van [X] dat in die e-mail slechts te lezen is dat Profhire haar aansprakelijk houdt voor schade als gevolg van het onoordeelkundig verhuizen van de simulator.
3.7
De tweede en derde grief van Profhire slagen derhalve. Beoordeeld dient daarom thans te worden of en zo ja, in welke mate, de vordering van Profhire tot schadevergoeding toewijsbaar is.
3.8
Ter onderbouwing van haar vordering heeft Profhire verwezen naar de als productie 9 bij memorie van grieven overgelegde schadeopstelling, die sluit op een bedrag van € 153.844,=. Profhire vordert in appel, onder vermindering van eis, dit bedrag aan schadevergoeding. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.9
Onder A van de schadeopstelling wordt gesteld dat Profhire in verband met de voortijdige beëindiging van het huurcontract te maken heeft gehad met een aantal directe annuleringen in verband met het niet of niet tijdig beschikbaar hebben van leslocatie. [X] heeft - reeds in eerste aanleg - gemotiveerd betwist dat Profhire met annuleringen is geconfronteerd. De stelling is niet met bescheiden (in het bijzonder door opzeggingen door klanten) onderbouwd. De schadepost onder A. van € 25.980,= komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
3.1
Onder B wordt in de schadeopstelling opgemerkt dat Profhire ondanks de inzet van alternatieve externe locaties gedurende de verbouwing minder cursussen kon geven en dat Profhire daardoor inkomensschade heeft geleden. Het aantal cursussen in dezelfde periode in 2012 (65) wordt vergeleken met het aantal cursussen in dezelfde periode in 2013 (60) en de schade op een bedrag van vijf keer de opbrengst per (BHV)cursus van € 3.570,=, dus € 17.850,= begroot. Het hof acht voldoende aannemelijk dat Profhire door de omstandigheid dat zij het gehuurde niet langer voor het geven van cursussen en trainingen kon benutten inkomstensschade heeft geleden. Het zal immers enige tijd hebben geduurd voordat zij de simulator weer kon gebruiken en zij zal ook overigens enige tijd nodig hebben gehad om op de nieuwe situatie te zijn ingespeeld. [X] heeft met betrekking tot de berekening van de schade opgemerkt dat deze niet op representatief vergelijkingsmateriaal is gebaseerd, maar deze opmerking niet nader toegelicht. Zij heeft het aantal van vijf gemiste cursussen voorts niet als zodanig bestreden. Het hof is van oordeel dat op de door Profhire berekende schadepost in mindering moet komen het bedrag van door haar bespaarde kosten, die zij zelf heeft begroot op € 45,= per uur voor het niet hoeven aantrekken van een EHBO-trainer, derhalve op € 360,= per cursus. Gelet op een en ander acht het hof aanvaardbaar de door Profhire geleden schade begroten op een bedrag van € 16.050,= (€ 17.850,= minus € 1.800,=).
3.11
Onder C van de schadeopstelling wordt gesteld dat de directeur van Profhire in verband met de tijd die nodig was om een nieuwe bedrijfslocatie te realiseren, minder tijd heeft kunnen steken in acquisitie en dat dit tot minder contracten voor het verzorgen van cursussen heeft geleid (schade € 14.280,=). Deze schade wordt van de hand gewezen omdat Profhire, ook indien zij het gehuurde niet voortijdig zou hebben behoeven te verlaten, tijd zou hebben moeten steken in de realisatie van een nieuwe bedrijfslocatie vanwege het feit dat zij het gehuurde per 1 juni 2013 zou verlaten. Het hof overweegt hierbij nog dat Profhire niet althans niet voldoende onderbouwd heeft gesteld dat zij de huurovereenkomst ook na 31 mei 2013 zou hebben willen voortzetten (zie in dat verband haar e-mail van 25 januari 2013).
3.12
Eveneens onder C wordt gesteld dat Profhire een externe account manager heeft ingehuurd voor de noodzakelijke acquisitie, maar dat deze uitbesteding, tegen € 6.400,= aan kosten, niet heeft geleid tot enige omzetvermeerdering. Bij gebrek aan enige onderbouwing met bescheiden, kan deze post niet worden toegewezen.
3.13
Onder D van de schadeopstelling wordt opgemerkt dat Profhire in verband met de verminderde acquisitie mogelijk extra kosten heeft gehad van € 45,= per niet door de directeur van Profhire benut acquisitie uur. Reeds omdat Profhire niet (voldoende duidelijk) stelt dat zij te dezen daadwerkelijk extra kosten heeft gemaakt (zij stelt slechts dat zij mogelijk extra kosten heeft gemaakt), is deze post niet toewijsbaar. Ook wordt onder dit onderdeel een post van € 20.000,= aan loonkosten opgevoerd voor de inzet van personeel voor andere werkzaamheden dan bedrijfsactiviteiten. Deze kostenpost is verder niet gespecificeerd. Het hof acht dit schadebedrag daarom onvoldoende toegelicht en niet toewijsbaar.
3.14
In de schadeopstelling onder E wordt gesteld dat gedurende de verbouwingsperiode (“periode juni/aug”) drie cursussen welke maandelijks werden gepland als open inschrijving geen doorgang konden vinden. Tegen de achtergrond van de reeds besproken schadepost onder B acht het hof deze schadepost onvoldoende toegelicht en daarom niet toewijsbaar. De genoemde periode is overigens ook niet nader toegelicht.
3.15
Onder F wordt een bedrag van € 15.000,= aan schade opgevoerd wegens de onduidelijkheid over tijdige beschikbaarheid van een vervangende locatie dan wel de nieuwe locatie aan het eind van het jaar. Deze schadepost is begroot door de omzet over de laatste vier maanden van 2012 te vergelijken met de omzet over de laatste vier maanden van 2013. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt naar het oordeel van het hof niet in te zien dat Profhire als gevolg van haar voortijdige verhuizing ook in het laatste kwartaal van 2013 schade heeft geleden in de vorm van omzetderving, nog daargelaten dat een omzetvergelijking over een dergelijke korte periode geen verantwoorde schadebegroting is. Ook deze post ligt daarom voor afwijzing gereed.
3.16
Ten slotte is onder G van de schadeopstelling een lijst van kosten opgenomen, sluitend op € 45.079,50, welke kosten gerelateerd zouden zijn aan de plotselinge beëindiging van de huurovereenkomst en de verhuizing door Profhire naar de nieuwe locatie. Geen van deze concrete kostenposten, die door [X] zijn weersproken, heeft Profhire onderbouwd met bescheiden. De in dit onderdeel gevorderde schade is daarom in zijn geheel niet toewijsbaar.
3.17
Het hof bereikt op het voorgaande de conclusie dat op de vordering tot schadevergoeding van Profhire het bedrag van € 16.050,= toewijsbaar is. Profhire heeft onbestreden wettelijke rente gevorderd over de toe te wijzen schadevergoeding vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, hetgeen meebrengt dat dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.
3.18
Partijen hebben over en weer bewijs aangeboden van hun stellingen. Deze bewijsaanbiedingen worden gepasseerd, omdat zij niet zijn betrokken op voldoende gespecificeerde stellingen die tot een andere uitkomst dan voormeld kunnen leiden.
3.19
De grieven 1 en 4 behoeven geen afzonderlijke bespreking meer. Grief 5 slaagt. Voor een veroordeling van Profhire in de proceskosten in eerste aanleg is, gezien de uitkomst van deze procedure, geen plaats. Het hof zal de proceskosten tussen partijen in eerste aanleg en in hoger beroep compenseren omdat partijen over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [X] tot betaling aan Profhire van een bedrag van € 16.050,= ter zake van schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2014 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, R.J.M. Smit en H.J.M. Boukema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2016.