ECLI:NL:GHAMS:2016:4003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
200.168.900/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de kosten van een onderzoek in een enquêteprocedure

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 7 oktober 2016, heeft de Ondernemingskamer zich gebogen over de kosten van een onderzoek dat was bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap [B]. Dit onderzoek was eerder bevolen bij beschikkingen van 22 en 28 september 2015, waarbij een budget van € 20.000 was vastgesteld. Later, op 29 februari 2016, werd dit budget verhoogd naar € 30.000. De onderzoeker, mr. G.T.M.J. Raaijmakers, heeft zijn verslag op 8 juli 2016 ingediend, waarin hij de verrichte werkzaamheden en de kosten heeft gespecificeerd. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven over de vergoeding van de onderzoeker. Zowel verzoekster [A] als belanghebbende [H] hebben ingestemd met de vaststelling van de kosten op € 30.000, terwijl andere belanghebbenden zich niet hebben uitgelaten. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de in rekening gebrachte vergoeding het vastgestelde budget niet overschrijdt en dat er geen bezwaren zijn geuit door de partijen. Daarom heeft de Ondernemingskamer besloten de vergoeding van de onderzoeker vast te stellen op € 30.000, exclusief omzetbelasting, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.168.900/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 7 oktober 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. M.W.E. Eversen
mr. J.L.M. Wonders, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [....] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[E],
gevestigd te [....] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[F],
gevestigd te [....] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[G],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[H],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. J.W. de Groot,
mr. M.V.A. Heutenen
mr. S.M.A. Wiersma, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n

2 [I] ,

wonende te [....] ,
3.
[J],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. S.J.H.M. Berendsenen
mr. H.K. Schrama, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 22 september 2015, 28 september 2015, 29 februari 2016 en 11 juli 2016 in deze zaak.
1.2
Bij de beschikkingen van 22 september 2015 en 28 september 2015 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [B] over de periode vanaf 28 september 2012, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 20.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen) en mr. G.T.M.J. Raaijmakers (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten.
1.3
Bij de beschikking van 29 februari 2016 heeft de Ondernemingskamer het onderzoeksbudget verhoogd tot € 30.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen).
1.4
Bij brief van 8 juli 2016 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.5
Bij beschikking van 11 juli 2016 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag van de onderzoeker met de bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6
Bij brief van 27 juli 2016 (ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 28 juli 2016) heeft de onderzoeker de ten behoeve van het onderzoek verrichtte werkzaamheden gespecificeerd. Voorts heeft de onderzoeker bericht dat hij voor deze werkzaamheden in totaal een bedrag van € 30.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen) in rekening heeft gebracht.
1.7
Bij brief van 20 september 2016 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uiterlijk 30 september 2016 schriftelijk uit te laten over de vergoeding van de onderzoeker.
1.8
Bij brief van 27 september 2016 heeft mr. Evers namens [A] aan de Ondernemingskamer bericht dat [A] instemt met de vaststelling van de kosten van de onderzoeker op een bedrag van € 30.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen).
1.9
Bij brief van 30 september 2016 hebben mrs. De Groot en Heuten namens [H] aan de Ondernemingskamer bericht dat [H] eveneens instemt met de vaststelling van de kosten van de onderzoeker op een bedrag van € 30.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen).
1.1
Belanghebbenden sub 2 en 3 hebben zich niet uitgelaten over de vaststelling van de kosten van het onderzoek.

2.De gronden van de beslissing

De in rekening gebrachte vergoeding overschrijdt het vastgestelde budget niet. Partijen hebben geen bezwaren aangevoerd. De vergoeding komt de Ondernemingskamer ook niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal daarom de vergoeding van de onderzoeker –overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW – bepalen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 30.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, en dr. P.M. Verboom en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 7 oktober 2016.