In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 5 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vlindermes, een wapen van categorie I, op of omstreeks 4 juli 2014 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 september 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voorstelde, en de argumenten van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het vlindermes in zijn auto. Hierdoor kon de verdachte niet worden veroordeeld voor het ten laste gelegde feit.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken. Tevens heeft het hof beslist dat het in beslag genomen vlindermes moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de jongste raadsheer en de griffier niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen. De uitspraak is openbaar gedaan op de zitting van 22 september 2016.