ECLI:NL:GHAMS:2016:3983

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
23-003980-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de mogelijkheid van terbeschikkingstelling met voorwaarden in een strafzaak met verstandelijke beperking en psychotische kwetsbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2016 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, is in eerste aanleg veroordeeld. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Tijdens de zittingen op 15 januari en 22 september 2016 is gebleken dat het onderzoek naar de persoon van de verdachte niet volledig is geweest. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een (lichte tot matige) verstandelijke beperking met psychotische kwetsbaarheid, en adviseren om hem niet toerekeningsvatbaar te achten voor de ten laste gelegde feiten. De deskundigen wijzen op de noodzaak van voortdurende begeleiding in een geschikte omgeving om herhaling van gewelddadig gedrag te voorkomen. Het hof acht het noodzakelijk om nader geïnformeerd te worden over de mogelijkheden van terbeschikkingstelling met voorwaarden, en heeft de reclassering opgedragen een maatregelenrapport op te stellen. Het onderzoek is heropend en zal op een later moment worden hervat, waarbij de verdachte en zijn raadsman opnieuw zullen worden opgeroepen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003980-15

datum uitspraak: 6 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer
15-800453-14 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 januari 2016 en 22 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2016 is het onderzoek in deze strafzaak gehouden en gesloten.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek naar de persoon van de verdachte niet volledig is geweest.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de volgende de verdachte betreffende rapporten:
 een rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum van 1 juni 2015 door [psychiater 1], psychiater, en [psychologie] psycholoog i.o., onder supervisie van [psycholoog 1], psycholoog;
 een rapport van psychiatrisch onderzoek van 8 juni 2016, opgemaakt door [psychiater 2], psychiater;
 een rapport van psychologisch onderzoek van 9 juni 2016, opgemaakt door [psycholoog 2], klinisch psycholoog.
Zowel de deskundigen van het NIFP als de onafhankelijk deskundigen komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een (lichte tot matige) verstandelijke beperking met psychotische kwetsbaarheid. Geadviseerd wordt de verdachte niet toerekeningsvatbaar te achten voor de ten laste gelegde feiten, indien bewezen verklaard. Gelet op voornoemde problematiek zijn de deskundigen van mening dat een behandeling van de verdachte weinig (duurzaam) effect zal hebben.
De deskundigen van het NIFP concluderen dat bij de verdachte kan worden gesproken van een ernstige handicap, waarvoor voortdurende begeleiding noodzakelijk is (p. 64). Als de verdachte emotioneel ontregelt en mogelijk maar niet noodzakelijk psychotisch decompenseert door een onvoldoende tegemoetkomende omgeving, dan ontstaat risico op gewelddadig gedrag (p. 63).
Ter voorkoming van herhaling van soortgelijke feiten als de ten laste gelegde is het van belang dat de begeleiding plaatsvindt in een omgeving die tegemoet komt aan zijn ernstige intellectuele en sociaal-emotionele beperkingen. De verdachte zal levenslang een beroep moeten doen op een dergelijke omgeving.
Gezien de duur die een dergelijke begeleiding behoeft – wegens het chronische karakter van de beperking van de betrokkene – achten de deskundigen van het NIFP een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht niet aangewezen. Het risico op ontregeling, en hiermee recidive, is te groot om de onzekerheid over een vervolgbehandeling na afloop van een dergelijke plaatsing te accepteren. Om die reden en met het oog op de ernst van een eventuele recidive wordt geadviseerd de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, terwijl de uitvoering van deze maatregel in een instelling als [instelling] zou kunnen plaatsvinden (p. 64).
De deskundigen [psychiater 2] en [psycholoog 2] concluderen dat de verdachte is aangewezen op levenslange intensieve begeleiding op alle levensgebieden, waarbij continue medicamenteuze ondersteuning wordt aanbevolen. De verdachte is gevoelig voor directieve benadering en zal waarschijnlijk redelijk goed functioneren wanneer hij zich gedurende lange tijd in een voorspelbare en veilige omgeving met vaste aanspreekpunten bevindt. Deze zorg en begeleiding zal intramuraal, dan wel binnen de gespecialiseerde LVG-sector (licht verstandelijk gehandicaptenzorg) moeten plaatsvinden
(p. 31 vW). De deskundige [psycholoog 2] acht de kans op herhaling van situaties als het ten laste gelegde laag, indien de verdachte de passende zorg en ondersteuning ontvangt (p. 31 vW).
De deskundige [psychiater 2] schat het risico van een zo ernstige impulsdoorbraak als ten tijde van de totstandkoming van het tenlastegelegde in als laag, zeker in omstandigheden waarin een goede invulling is gegeven aan de behoefte aan steun, structuur en begrenzing van de verdachte (p.19 vG).
De deskundigen zijn van oordeel dat verplichte opname in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voldoende borgend is om voornoemde zorg te realiseren en achten een zwaardere maatregel, zoals terbeschikkingstelling, niet noodzakelijk. Een dergelijke maatregel vertraagt bovendien de realisatie van de geïndiceerde zorg (p. 20 vG).
Gelet de hiervoor weergegeven conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen acht het hof het noodzakelijk nader te worden geïnformeerd over de mogelijkheid – indien een bewezenverklaring van het ten laste gelegde volgt – de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden te betrekken bij het bepalen van een passende maatregel en gelast daartoe dat door de reclassering een maatregelenrapportage wordt opgesteld.
Het hof wenst in dit kader, gelet op het bepaalde in artikel 38a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, schriftelijk te worden voorgelicht over de mogelijkheden tot opname in een inrichting of instelling waar de begeleiding en zorg wordt geboden, zoals door de deskundigen geadviseerd, alsmede over de voorwaarden waaronder een dergelijke plaatsing zou kunnen geschieden en zou kunnen worden gewaarborgd (zoals de inname van medicatie) en eventueel andere voorwaarden die door de reclassering in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk worden geacht.
Het hof draagt de advocaat-generaal op een dergelijk onderzoek te doen uitvoeren.
Het hof zal daartoe het onderzoek heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum gelasten.
Beslissing
Het hof:
Heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan – voor langer dan een maand, doch voor maximaal drie maanden, om de klemmende reden dat het zittingsrooster van het hof een verdere behandeling van de zaak binnen een maand niet toelaat – en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de raadsman van de verdachte tegen de nog nader te bepalen terechtzitting.
Stelt de stukken met het oog op vorenstaande in handen van de advocaat-generaal.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 oktober 2016.
Mr. M.F.J.M. de Werd is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.