3.1.3.In maart 2016 heeft Ymere van [A] de melding ontvangen dat [appellante] kamers in haar woning illegaal onderverhuurt aan studenten. Later heeft Ymere informatie ontvangen dat [appellante] via de website [website] adverteerde met in het Chinees gestelde advertenties, waarin zij kamers in de woning te huur aanbood.
3.1.4.Op 23 maart 2016 hebben medewerkers van Ymere een bezoek gebracht aan de woning. Zij hebben daar een Chinese man aangetroffen die zei [B] te heten. [B] deelde hun mee al een jaar op de woning te wonen, sinds twee maanden met nog twee andere jongemannen. Hij betaalde maandelijks € 450,-- contant voor het gebruik van de woning. Sinds 16 juni 2015 staat hij op de woning ingeschreven.
3.1.5.Op het adres van de woning zijn vanaf 2007 de volgende personen ingeschreven (geweest):
- van 23 februari 2007 tot 30 april 2007 [C] , geboren [in] 1986;
- van 18 oktober 2007 tot 23 januari 2009 en van 16 december 2011 tot heden [D] (hierna: [D] ), geboren [in] 1982;
- van 1 augustus 2012 tot 13 januari 2013 [E] , geboren [in] 1990;
- van 7 maart 2013 tot 29 april 2013 [F] , geboren [in] 1989;
- van 7 maart 2013 tot 14 januari 2015 [G] , geboren [in] 1988;
- van 1 augustus 2013 tot 5 februari 2014 [H] , geboren [in] 1994;
- van 20 november 2014 tot 21 mei 2015 [I] , geboren [in] 1992;
- van 2 maart 2015 tot 7 juli 2015 [J] , geboren [in] 1984;
- van 16 juni 2015 tot heden [B] , geboren [in] 1993;
- van 1 oktober 2015 tot 21 december 2015 [K] , geboren [in] 1988;
De onder 3.1.3 genoemde [A] heeft naar eigen zeggen van januari tot februari 2015 op de woning gewoond en € 450,= per maand betaald, maar hij heeft nimmer op het adres van de woning ingeschreven gestaan. [appellante] zelf heeft een geheim adres, zodat niet zichtbaar is voor buitenstaanders, zoals Ymere, op welk adres zij ingeschreven staat.
3.1.6.Op 6 april 2016 heeft op het kantoor van Ymere een gesprek plaatsgevonden tussen Ymere en [appellante] en haar advocaat over de wijze waarop [appellante] de woning gebruikt. Daarbij is [appellante] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen, bij gebreke waarvan haar een ontruimingsprocedure in het vooruitzicht is gesteld. Bij brief van 11 april 2016 heeft Ymere een en ander schriftelijk aan [appellante] meegedeeld. [appellante] heeft hierop gereageerd bij brief van haar advocaat van 19 april 2016.