ECLI:NL:GHAMS:2016:3923
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig handelen of tekortkomen in de nakoming van derdenbeding door ABN AMRO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen ABN AMRO Bank N.V. naar aanleiding van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. [appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat ABN AMRO wordt veroordeeld tot betaling van het verschil tussen de waarde van een vordering op zijn dochter en de overeengekomen koopprijs. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen, omdat [appellant] niet voldoende had aangetoond dat hij schade had geleden. Het hof heeft vastgesteld dat ABN AMRO na de comparitie van partijen in hoger beroep een akte van cessie heeft opgesteld, waarbij zij haar vordering op [dochter appellant] aan [appellant] heeft overgedragen. Het hof concludeert dat [appellant] als gevolg van het handelen van ABN AMRO geen schade lijdt, omdat de vordering alsnog aan hem is overgedragen. Hierdoor is de vordering van [appellant] niet toewijsbaar. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en bepaalt dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt.