Uitspraak
mr. M.P.A. Oogjen, kantoorhoudende te Nieuwegein,
mr. V. Gerlach, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
spare parts business unitnaar de Filipijnen (hierna: het Besluit);
2.De feiten
spare parts business unitte verplaatsen naar de Filipijnen en de Europese leveranciers “verder te lokaliseren naar Low Cost Countries”. Als beweegreden voor het besluit noemt de adviesaanvraag dat het besluit zal leiden tot een significante kostenreductie die nodig is in de concurrerende markt waarin KFI actief is. De adviesaanvraag vermeldt verder dat als gevolg van het besluit 17 functies overbodig zullen worden en dat het daarbij gaat om 6 werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, 3 werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en 8 uitzendkrachten. Over de personele gevolgen en de met het oog daarop voorgestelde maatregelen houdt de adviesaanvraag onder meer in:
De periodes waarin de functies overbodig zullen worden zal variëren, rekening houdend met de planning van de verschillende sub-projecten. Het is de bedoeling om de nieuwe organisatiestructuur geïmplementeerd te hebben op 1 april 2016.
Kunt u de OR inlichten over de inhoud van de afvloeiingsregeling?
Wij zijn van plan een regeling aan te bieden die gelijk of beter is dan de transitievergoeding die – gelet op de veranderende wetgeving – vanaf 1 juli 2015 moet worden aangeboden.”
De OR ontvangt ter toetsing de voorgenomen vaststellingsovereenkomsten (…). Indien noodzakelijk geanonimiseerd.
een uitgeschreven ontslagregeling” toegezonden. Het desbetreffende stuk bestaat uit een PowerPoint presentatie getiteld “
Ontslagregeling i.h.k.v. Spares Transfer naar PH 2015” en houdt onder meer in:
Toepassingsgebied:
maart 2015.
De OR beseft dat de voorgenomen reorganisatie voor de betreffende medewerkers grote sociale gevolgen zou hebben. Deze gevolgen zullen middels een adequaat sociaal plan moeten worden opgevangen.
Dank voor jullie advies van 12 juni 2015 (…). We bevestigen hierbij ons finale besluit (…) Aangezien jullie advies positief is, zullen we aanvangen met de uitvoering van het besluit zoals uiteen gezet in de adviesaanvraag van 31 maart 2015.
in het licht van het feit dat de positie van slechts enkele van onze werknemers komt te vervallen. De transitievergoeding biedt al een adequate wettelijke vergoeding aan deze werknemers, hetgeen net zo goed kan worden geregeld via individuele overeenkomsten.
Het conceptadvies van de OR heeft (…) geen juridische status en is alleen bedoeld als “tussendocument” om de stand van zaken aan te geven en de afspraken die de OR met u wil maken, alvorens tot een definitief advies te komen.
Tot slot constateer ik dat jullie brief van 10 juli 2015 geen reactie bevat ten aanzien van onze intenties ten aanzien van de onderhandelingen. Tenzij ik anders hoor, ga ik er vanuit dat jullie deze onderschrijven.”
Een transitievergoeding maal 1.35;
Verval van enige concurrentie- of relatiebeding in de arbeidsovereenkomst;
Gerechtigd tot scholing en outplacement met maximum budget van € 3.500 ex BTW;
Gerechtigd tot juridisch advies met een maximum budget van € 950 ex BTW.”
In uw schrijven[van 3 september 2015]
geeft u aan dat 2 maal de transitievergoeding niet realistisch is. De OR grijpt terug op een eerder door u gedane uitspraak: “[KFI]
heeft altijd en zal ook nu goed voor zijn mensen zorgen”. Uit het bod waar de onderhandelingen op zijn stukgelopen blijkt dit niet. (…).
eerlijk en waardig pakket” is uiteengezet “
voor die werknemers wiens positie zal worden geraakt door het besluit”.
3.De gronden van de beslissing
spare partsactiviteiten, is in strijd met de op 8 juni 1995 gesloten samenwerkingsovereenkomst tussen (onder meer) KFI, FNV, CNV en de ondernemingsraad.
spare partsactiviteiten en daarmee de beëindiging van de desbetreffende arbeidsovereenkomsten zal plaatsvinden geruime tijd na 1 juli 2015 en gelet op de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015, kan niet gezegd worden dat de door KFI getroffen voorziening als vermeld in de brief van 3 september 2015, die substantieel hoger is dan de wettelijke transitievergoeding, op zichzelf de toets van artikel 26 lid 4 WOR niet kan doorstaan. De omstandigheid dat KFI financieel gezond is, maakt dat niet anders.
spare parts business unit, brengt niet mee dat KFI in redelijkheid gehouden was om dezelfde afvloeiingsregeling te treffen als in het sociaal plan 2011, waarvan de looptijd inmiddels was verstreken. Anders dan de ondernemingsraad heeft aangevoerd volgt zodanige verplichting ook niet uit het gelijkheidsbeginsel.
- Aanvankelijk, in de adviesaanvraag van 31 maart 2015, heeft KFI, in strijd met het bepaalde in artikel 25 lid 3 WOR geen inhoudelijk inzicht verschaft in de door haar voorgenomen maatregelen met het oog op de personele gevolgen en volstaan met de mededeling van het voornemen aan de desbetreffende werknemers een individuele regeling aan te bieden (zie 2.3).
- Vervolgens heeft KFI, op vragen van de ondernemingsraad, te kennen gegeven van plan te zijn aan de desbetreffende werknemers een regeling aan te bieden die gelijk of beter is dan de wettelijke transitievergoeding (zie 2.5).
- In afwijking daarvan heeft KFI, op 9 juni 2015, in antwoord op nadere vragen van de ondernemingsraad, aan de ondernemingsraad een ontslagregeling toegezonden op basis van de kantonrechtersformule met C = 0,8. (zie 2.7). In het verweerschrift heeft KFI daarover gesteld dat dit “absoluut geen voorstel of aanbod” betrof, maar ter zitting heeft KFI desgevraagd erkend dat indien de ondernemingsraad op die basis positief zou hebben geadviseerd, aan de desbetreffende werknemers een dienovereenkomstige regeling zou zijn aangeboden als onderdeel van een beëindigingsovereenkomst. Naar partijen ter zitting hebben verklaard is tussen KFI en de ondernemingsraad niet inhoudelijk gesproken over deze ontslagregeling en evenmin over de consequenties van het “aanvaarden” of “verwerpen” door de ondernemingsraad van deze regeling.
- In zijn “concept advies” van 12 juni 2015 heeft de ondernemingsraad niet gerefereerd aan de aan hem op 9 juni 2015 toegezonden ontslagregeling en te kennen gegeven dat een sociaal plan tussen KFI en de vakorganisaties overeengekomen dient te worden (zie 2.8). Gelet op de inhoud van het uiteindelijke advies van de ondernemingsraad en van hetgeen de ondernemingsraad heeft gesteld in het verzoekschrift sub 25, moet aangenomen worden dat de ondernemingsraad de op 9 juni 2015 toegezonden ontslagregeling te mager vond.
- In de brief van 7 juli 2015 heeft de bestuurder weer wel gewag gemaakt van de transitievergoeding als uitgangspunt voor individuele overeenkomsten (zie 2.10), maar niet duidelijk gemaakt hoe zich dit verhoudt tot de op 9 juni 2015 aan de ondernemingsraad toegezonden ontslagregeling.
- In de onderhandelingen tussen KFI en de vakorganisaties is KFI niet bereid gebleken een sociaal plan overeen te komen met een afvloeiingsregeling van het zelfde materiële niveau als de op 9 juni 2015 aan de ondernemingsraad toegezonden ontslagregeling. De ondernemingsraad heeft in zijn advies gesteld dat het door KFI niet geaccepteerde eindbod van de vakorganisaties op basis van de wettelijke transitievergoeding maal 2, vergelijkbaar is met een ontslagvergoeding overeenkomstig de op 9 juni 2015 toegezonden ontslagregeling. KFI heeft dat niet betwist (ter zitting heeft de ondernemingsraad betoogd dat bedoeld eindbod “
4.De beslissing
spare parts business unitnaar de Filipijnen (hierna: het Besluit) voor zover het Besluit betrekking heeft op de maatregelen met het oog op de personele gevolgen daarvan;