ECLI:NL:GHAMS:2016:3791

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
23-005107-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstallen in vereniging met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2015. De verdachte, geboren in Marokko in 1969, was beschuldigd van meerdere winkeldiefstallen in vereniging, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen slachtoffers zijn gepleegd. De tenlastelegging omvatte diefstallen uit vestigingen van winkelbedrijven Dirk van de Broek en Albert Heijn, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 25 augustus 2016 en het onderzoek in eerste aanleg.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de eerdere veroordeling van de rechtbank heeft vernietigd. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft geleid tot de overweging dat er aanleiding is voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Echter, het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn langdurige dakloosheid en verslaving aan cocaïne. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor behandeling en begeleiding door de reclassering.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om in dit bijzondere geval een taakstraf op te leggen van 90 uren, in plaats van een gevangenisstraf, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te doorkruisen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de taakstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 23-005107-15
Datum uitspraak: 8 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/707071-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) in het jaar 1969,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vestiging van winkelbedrijf Dirk van de Broek (locatie [adres 2]) heeft weggenomen de inhoud van een (volle) winkelkar met een of meer winkelgoed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Dirk van de Broek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2.
hij op of omstreeks 24 januari 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vestiging van winkelbedrijf Dirk van de Broek (locatie [adres 2]) heeft weggenomen de inhoud van een (volle) winkelkar met een of meer winkelgoed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Dirk van de Broek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd en/of (met gebalde vuist) tegen een schouder, in elk geval tegen het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen.
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, in elk geval een of meer, bos(sen) bloemen en/of Fusion blade scheermesjes (merk Gillette) en/of een plastic AH tasje en/of 27, in elk geval een of meer fles(sen) alcohol (waaronder Baileys) en/of 26, in elk geval een of meer, blikje(s) alcohol,, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging [adres 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, heeft lopen rukken en/of trekken in een richting tegengesteld aan de richting waarin die [slachtoffer 2] hem, verdachte, wilde geleiden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Laat mij gaan, blijf van mij af. Ik pak jullie moeder. Ik snij jouw keel open als ik je buiten tegenkom. Dat je een pak aan hebt zegt niets, ik kom jou nog wel tegen buiten. Jij gaat nog wel zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere straftoemeting komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 januari 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vestiging van winkelbedrijf Dirk van de Broek, locatie [adres 2], heeft weggenomen de inhoud van een volle winkelkar met winkelgoederen, toebehorende aan Dirk van de Broek.
2.
hij op 24 januari 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vestiging van winkelbedrijf Dirk van de Broek, locatie [adres 2], heeft weggenomen de inhoud van een volle winkelkar met winkelgoederen toebehorende aan Dirk van de Broek.
3.
hij op 13 augustus 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 27 flessen alcohol en 26 blikjes alcohol, toebehorende aan Albert Heijn, vestiging [adres 3].
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde, waarbij het onder 3 bewezen geachte kort gezegd is gekwalificeerd als diefstal gevolgd van geweld, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal is er daarbij vanuit gegaan dat het onder 3 ten laste gelegde kan worden gezien als een in vereniging gepleegde diefstal, zonder dat daarbij het ten laste gelegde geweld bewezen kan worden geacht.
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een taakstraf op te leggen en daartoe aangevoerd dat de medeverdachte de instigator van de onderhavige diefstallen is geweest, dat instanties op het persoonlijke vlak bezig zijn met de verdachte en hij inmiddels medicatie krijgt. Een gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen, omdat de verdachte dan zijn begeleiding en uitkering zal verliezen, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte en op gewiekste wijze schuldig gemaakt aan diverse winkeldiefstallen, waarbij grote hoeveelheden goederen zijn weggenomen. De verdachte heeft hierdoor overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen.
Blijkens het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 augustus 2016 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten veroordeeld, zodat er in beginsel alle aanleiding is over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Het hof heeft kennis genomen van het in de zaak met parketnummer 13/250411-15 op 5 februari 2016 opgemaakte rapport van Reclassering Inforsa Amsterdam, onder meer inhoudende dat de verdachte langdurig dakloos is, ernstig verslaafd is aan cocaïne en dat behandelingen en interventies zijn geïndiceerd. De verdachte heeft blijkens dit rapport te kennen gegeven open te staan voor behandeling en mee te werken aan begeleiding van en controle door de reclassering. Het hof leidt uit voormeld uittreksel uit de Justitiële Documentatie af dat bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2016 de bijzondere voorwaarden zijn gesteld die in het rapport zijn geadviseerd, te weten het naleven van een plicht zich te melden bij de reclassering en het ondergaan van een behandeling voor middelenproblematiek. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij momenteel voldoende begeleiding heeft, maar dat de verplicht gestelde behandeling nog geen aanvang heeft genomen. Ook is daar duidelijk geworden dat wordt toegewerkt naar het wonen in het Instroomhuis van [naam].
Het hof constateert op grond van het voorgaande dat zich sinds een aantal maanden een kentering in het leven van de verdachte lijkt te hebben voorgedaan. Deze ontwikkeling vindt in zoverre weerklank in het genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte na 13 december 2015 geen strafbare feiten heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Het hof acht het niet wenselijk dat deze ontwikkeling thans wordt doorkruist door een strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarom zal het hof - anders dan gevorderd door de advocaat-generaal en anders dan de rechtbank - in dit bijzondere geval overgaan tot het opleggen van taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 september 2016.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.