In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 januari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het zich ophouden op de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 24 juli 2015 op deze locatie heeft opgehouden, met de bedoeling om op middelen te kopen die onder de Opiumwet vallen. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte. De verdachte werd vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een hechtenis van vier weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke hechtenis van vier weken geëist, met een proeftijd van één jaar.
De verdachte heeft aangegeven dat hij zijn leven heeft verbeterd, met begeleiding van het Leger des Heils, een dagbesteding, huisvesting en een schone status van zes maanden. Het hof heeft besloten om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, rekening houdend met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de ernst van het feit. De op te leggen straf is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis van vier weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.