In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit en had hoger beroep ingesteld tegen de straf die hem was opgelegd voor rijden onder invloed van alcohol. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 850,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zeven maanden. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straffen in hoger beroep.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juli 2016 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat een getuige de bestuurder van het voertuig zou zijn geweest. Het hof heeft echter geoordeeld dat het verweer onvoldoende aannemelijk was. De verklaringen van de verdachte en de getuige waren inconsistent, terwijl de verklaring van de verbalisant betrouwbaar werd geacht. Het hof heeft daarom het verzoek om de getuige opnieuw te horen afgewezen.
Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan rijden onder invloed, wat de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar bracht. Gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor een vergelijkbaar feit, heeft het hof besloten om de straf te verzwaren. De ontzegging van de rijbevoegdheid werd deels voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met het feit dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Het hof heeft de strafoplegging aangepast en het vonnis van de politierechter in zoverre vernietigd, maar voor het overige bevestigd.