In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2015. De verdachte, geboren in Litouwen in 1983, was beschuldigd van winkeldiefstal van diverse goederen, waaronder etenswaren en drank, uit een Albert Heijn filiaal in Amsterdam op 25 april 2015. De tenlastelegging was gebaseerd op camerabeelden en getuigenverklaringen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juli 2016 werd het verweer van de raadsvrouw besproken, die aanvoerde dat de camerabeelden onrechtmatig waren verkregen. Het hof oordeelde echter dat de beelden vrijwillig door de Albert Heijn waren beschikbaar gesteld en dat het verweer feitelijke grondslag miste. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het wegnemen van een pot uit de winkel, maar sprak hem vrij van de overige ten laste gelegde goederen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof bepaalde de straf op één maand, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden.