ECLI:NL:GHAMS:2016:378

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
200.144.406/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van het onderzoeksbudget in een vennootschapsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2016 een beschikking gegeven inzake de verhoging van het onderzoeksbudget in een vennootschapsrechtelijke procedure. De verzoeker, P.R. Dekker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van A. de Jong, heeft verzocht om een verhoging van het budget voor een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap [A]. Dit verzoek volgde op eerdere beschikkingen van de Ondernemingskamer waarin een onderzoek was bevolen en het budget was vastgesteld op € 25.000, later verhoogd tot € 65.000. De onderzoeker had in een brief van 16 december 2015 verzocht om het budget verder te verhogen tot € 110.000, omdat er meer werkzaamheden nodig waren dan aanvankelijk voorzien.

De Ondernemingskamer heeft de argumenten van de betrokken partijen gehoord. De advocaat van belanghebbende [C] heeft bezwaar gemaakt tegen de verhoging van de kosten, terwijl de advocaat van verzoeker Dekker heeft aangegeven dat de verhoging noodzakelijk is voor een gedegen onderzoeksverslag. De Ondernemingskamer oordeelde dat de door de onderzoeker opgegeven werkzaamheden niet betwist waren en dat de verzochte verhoging van het budget niet onredelijk was, gezien de aard en omvang van het onderzoek en de draagkracht van de vennootschappen.

Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer besloten het budget voor het onderzoek te verhogen tot € 110.000, exclusief BTW, en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van rechters, waarbij de griffier aanwezig was tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.144.406/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 11 januari 2016
inzake
P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van A. de Jong,
woonplaats houdend op de voet van artikel 1:14 BW te zijn kantoor te Rosmalen,
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. P.J. van der Korsten
J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te Oisterwijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te Moergestel,
VERWEERSTERS
advocaat:
mr. S.M. Marges, kantoorhoudende te Utrecht,
e n t e g e n
[C],
wonende te Eindhoven,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. E.J.M. Vannisselroy, kantoorhoudende te Veldhoven.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker met Dekker;
  • verweerster 1. met [A] ;
  • verweerster 2. met [B] ;
  • verweersters tezamen met [A] c.s.;
  • belanghebbende met [C] .
1.1
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 8 mei 2014, 21 mei 2014 en 18 februari 2015.
1.3 Bij de beschikking van 8 mei 2014 heeft de Ondernemingskamer – voor zover hier van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [A] c.s., een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde voormeld onderzoek te verrichten, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 25.000 (exclusief btw) en, bij wijze van onmiddellijke voorziening en voor de duur van het geding, ing. G.C.J. Verweij tot bestuurder met doorslaggevende stem benoemd bij [A] en bepaald dat alle aandelen in het kapitaal van [A] ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon. Bij de beschikking van 21 mei 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. C.B. Schutte te Amsterdam als onderzoeker aangewezen en mr. E.L. Zetteler te Utrecht aangewezen als beheerder van aandelen.
1.4 Bij de beschikking van 18 februari 2015 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 65.000 (exclusief btw).
1.5 Bij brief met bijlagen van 16 december 2015, heeft de onderzoeker de Ondernemingskamer gemotiveerd verzocht het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten te verhogen met € 45.000 tot € 110.000 (exclusief btw).
1.6 Bij e-mail van 22 december 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer (de advocaten van) partijen, waaronder mr. Marges namens de vennootschap, tot 5 januari 2016 in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek van de onderzoeker uit te laten.
1.7 Bij e-mail van 5 januari 2016, doorgestuurd aan de betrokken advocaten, de onderzoeker en mr. Zetteler, heeft mr. Vannisselroy namens [C] bezwaar gemaakt tegen de gevraagde verhoging van de kosten van het onderzoek. Mr. Vannisselroy verzoekt namens [C] de Ondernemingskamer de verhoging niet toe te staan althans te beperken.
1.8 In reactie op de in 1.7 genoemde e-mail heeft mr. Van Bekkum bij e-mail van 6 januari 2016 namens Dekker de Ondernemingskamer geïnformeerd geen bezwaar te hebben tegen verhoging van het onderzoeksbudget.
1.9 Van de overige partijen is niet vernomen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De onderzoeker heeft als bijlage bij zijn verzoek een overzicht van de tot en met november 2015 gemaakte uren gevoegd. De Onderzoeker heeft in zijn brief vermeld dat het concept-verslag is opgesteld en aan betrokkenen is voorgelegd. Uit de reacties van Dekker en [C] blijkt volgens de onderzoeker dat beiden op verschillende punten nader onderzoek verlangen en onderzoeker acht nader onderzoek geboden. Gelet op de daarvoor nodige werkzaamheden, is verhoging van het budget noodzakelijk. Volgens de onderzoeker staan het verdere onderzoek en de daarmee gemoeide kosten in verhouding tot het belang van de zaak en kunnen de vennootschappen deze kosten dragen.
2.2 (
(De advocaat van) [C] heeft bij zijn bezwaar tegen het verzoek van de onderzoeker aangegeven dat volgens hem de omvang van de kosten niet meer in verhouding staan tot het belang van het onderzoek. [C] heeft (wederom) zijn zorgen geuit over de hoge advieskosten waarmee de vennootschappen wordt belast, welke kosten door hem voor 50% moeten worden gedragen. Volgens [C] is het niet nodig om uitvoerig nader onderzoek te verrichten.
2.3
Mr. Van Bekkum heeft namens Dekker aangevoerd dat, hoewel ook hij meent dat de kosten van het onderzoek hoog zijn, de reacties op het concept-rapport aanleiding geven tot het verrichten van substantiële nadere onderzoekswerkzaamheden. De vennootschappen en alle belanghebbenden hebben belang bij het tot stand komen van een gedegen en zorgvuldig onderzoeksverslag, reden waarom het onderzoeksbudget dient te worden verhoogd.
2.4
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt.
2.5
Partijen hebben de door de onderzoeker gedetailleerd opgegeven werkzaamheden als zodanig niet betwist. Evenmin is gesteld of gebleken dat de tot nu toe door de onderzoeker gemaakte kosten onredelijk zijn. De verzochte verhoging van het onderzoeksbudget komt – gelet op de door de onderzoeker geschetste achtergrond van de extra werkzaamheden die moeten worden verricht – niet onredelijk voor gelet op de aard en de omvang van het onderzoek, de daarmee gemoeide belangen en de draagkracht van de vennootschappen. De Ondernemingskamer zal het verzoek tot kostenverhoging daarom toewijzen zoals hierna te vermelden. De door [C] aangevoerde bezwaren zijn onvoldoende concreet om tot een ander oordeel te leiden. Evenmin is er aanleiding om deze kosten te beperken.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij de beschikking van 8 mei 2014 in deze zaak bevolen onderzoek ten hoogste mag kosten tot € 110.000 (exclusief BTW);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en dr. P.M. Verboom en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H..J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 11 januari 2016.