In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2016 een beschikking gegeven inzake de verhoging van het onderzoeksbudget in een vennootschapsrechtelijke procedure. De verzoeker, P.R. Dekker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van A. de Jong, heeft verzocht om een verhoging van het budget voor een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap [A]. Dit verzoek volgde op eerdere beschikkingen van de Ondernemingskamer waarin een onderzoek was bevolen en het budget was vastgesteld op € 25.000, later verhoogd tot € 65.000. De onderzoeker had in een brief van 16 december 2015 verzocht om het budget verder te verhogen tot € 110.000, omdat er meer werkzaamheden nodig waren dan aanvankelijk voorzien.
De Ondernemingskamer heeft de argumenten van de betrokken partijen gehoord. De advocaat van belanghebbende [C] heeft bezwaar gemaakt tegen de verhoging van de kosten, terwijl de advocaat van verzoeker Dekker heeft aangegeven dat de verhoging noodzakelijk is voor een gedegen onderzoeksverslag. De Ondernemingskamer oordeelde dat de door de onderzoeker opgegeven werkzaamheden niet betwist waren en dat de verzochte verhoging van het budget niet onredelijk was, gezien de aard en omvang van het onderzoek en de draagkracht van de vennootschappen.
Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer besloten het budget voor het onderzoek te verhogen tot € 110.000, exclusief BTW, en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van rechters, waarbij de griffier aanwezig was tijdens de openbare terechtzitting.