ECLI:NL:GHAMS:2016:3779

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
23-003862-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter Amsterdam inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 september 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname in 1970 en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor het zich ophouden op de Kalverstraat in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 12 juni 2014 op de Kalverstraat heeft opgehouden met de intentie om op middelen als bedoeld in de Opiumwet gelijkende waar aan te bieden. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam. De kantonrechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot twee weken hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman een voorwaardelijke straf heeft verzocht. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om van een voorwaardelijke straf af te zien, gezien de ernst van het feit en het recidiverende karakter van de verdachte. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een hechtenis van twee weken.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003862-15
Datum uitspraak: 19 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-072761-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1970,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2014 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten De Kalverstraat heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juni 2014 te Amsterdam zich op de weg, te weten De Kalverstraat, heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is dat zulks gebeurde om op middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet gelijkende waar te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot twee weken hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot twee weken hechtenis.
De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen. De verdachte is een vriendelijke, zachtaardige man en het gaat inmiddels de goede kant met hem op.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de overlast en hinder die de handel in verdovende middelen en daarop gelijkende waar op de openbare weg veroorzaakt. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 juni 2016 is de verdachte al eerder veelvuldig voor een soortgelijk feit veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel mee weegt.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en het recidiverende karakter hiervan, de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet van dien aard zijn dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf of een andere strafmodaliteit.
Het hof acht, alles afwegende, een straf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2.7 lid 2 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2016.
mr. C.N. Dalebout en mr. H.M.J. Quaedvlieg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.