ECLI:NL:GHAMS:2016:3777

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
23-004896-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een strafzaak betreffende poging tot diefstal in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië, was beschuldigd van (poging tot) diefstal in vereniging, gepleegd op 20 november 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een portemonnee, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, en de poging daartoe. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juli 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een wezenlijke rol heeft gespeeld bij de uitvoering van de diefstal. De medeverdachte heeft de portemonnee uit de tas van het slachtoffer weggenomen, terwijl de verdachte en een andere medeverdachte deze handelingen afschermden. Het hof oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking, wat vereist is voor de bewezenverklaring van diefstal in vereniging.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat zij niet eerder in Nederland was veroordeeld voor een strafbaar feit.

Uitspraak

parketnummer: 23-004896-15
datum uitspraak: 19 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/703317-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres]).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 20 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (tot op heden) onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s); artikel 311 Wetboek van Strafrecht
2:
zij op of omstreeks 20 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een (tot op heden) onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), door met een of meer van haar mededader(s), althans alleen, - op (korte) afstand van voornoemde persoon te lopen en/of staan en/of (vervolgens) - voornoemde persoon in te sluiten en/of het zicht op de mededader(s) af te schermen en/of (vervolgens) - met de hand(en) in de richting van de tas van voornoemde persoon te bewegen en/of de rits van voornoemde tas te openen en/of (vervolgens) - een (op een) portemonnee (gelijkend voorwerp) vast te pakken en/of grijpen; artikel 311 juncto 45 Wetboek van Strafrecht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd, primair omdat, vanwege het kleurverschil, niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat de in de Etos aangetroffen portemonnee dezelfde is als de onder feit 1 bedoelde portemonnee, en subsidiair omdat de verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan het plegen van hetgeen ten laste is gelegd, waardoor haar gedragingen niet als medeplegen gekwalificeerd kunnen worden.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt. Verbalisant [verbalisant] heeft waargenomen dat de medeverdachte [medeverdachte 1] een portemonnee uit de tas van een onbekend gebleven persoon heeft weggenomen. Aldus is de diefstal van die portemonnee bewezen, waarvoor niet relevant is of de in de Etos aangetroffen portemonnee al dan niet dezelfde is als de door [medeverdachte 1] weggenomen portemonnee.
Voor het in vereniging plegen van een strafbaar feit is, in lijn met medeplegen, vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict; de verdachte moet aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking, kan het hof rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Het hof stelt vast dat de verdachte en haar medeverdachten een duidelijke rolverdeling hebben gehad. De verdachten bewogen als uniforme groep van doelwit naar doelwit, waarbij kennelijk doelbewust Aziatische toeristen werden uitgekozen. Medeverdachte [medeverdachte 1] maakte telkens de tas van de slachtoffers open om hieruit een portemonnee te (trachten te) pakken, terwijl de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] deze handelingen afschermden door dicht achter de slachtoffers en dicht naast [medeverdachte 1] te lopen. Aldus hebben zij een wezenlijke rol gespeeld bij de uitvoering van de (poging tot) diefstal, waardoor sprake is geweest van de voor een bewezenverklaring van in vereniging plegen van de (poging tot) diefstal vereiste nauwe en bewuste samenwerking.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op 20 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon;
2:
zij op 20 november 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee, toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, door met haar mededader(s)
- op korte afstand van voornoemde persoon te lopen en vervolgens
- het zicht op de mededader af te schermen en vervolgens
- met de hand in de richting van de tas van de persoon te bewegen en de rits van de tas te openen en vervolgens
- een op een portemonnee gelijkend voorwerp vast te pakken.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte geen hogere straf dan in eerste aanleg op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich, samen met haar medeverdachten, schuldig gemaakt aan een diefstal van een portemonnee en een poging daartoe. Deze feiten betreffen misdrijven die bij de benadeelden hinder, schade en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. De verdachte heeft er voorts blijk van gegeven dat zij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat zij blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 juni 2016 niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een straf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2016.
mr. C.N. Dalebout en mr. H.M.J. Quaedvlieg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.