ECLI:NL:GHAMS:2016:3774

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
23-005139-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak heling en diefstal, veroordeling winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal en heling van een fiets, en diefstal van een geldkistje en goederen uit een winkel. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een damesfiets in Haarlem op 30 september 2015 en de diefstal van een geldkistje op 2 september 2012. Tijdens de zitting op 21 juli 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voldoende zekerheid kan worden gelinkt aan de diefstal van de fiets, omdat hij pas werd aangetroffen met de fiets op een later tijdstip en er geen bewijs was dat hij de fiets daadwerkelijk had gestolen. De verklaring van de verdachte dat hij de fiets had geleend, werd geloofwaardig geacht, vooral omdat de fiets niet beschadigd was en voorzien was van een slot. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de diefstal en heling van de fiets.

Wat betreft de diefstal van het geldkistje, werd het DNA van de verdachte aangetroffen op een pet die op de plaats delict was gevonden. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het geldkistje had gestolen, omdat het niet duidelijk was waar het kistje was teruggevonden. De verdachte werd ook vrijgesproken van deze beschuldiging.

Uiteindelijk werd de verdachte wel veroordeeld voor de diefstal van twee croissantjes en een blikje 'Rockstar' uit een winkel op 19 november 2015. Het hof legde een gevangenisstraf van twee weken op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht in deze zaak.

Uitspraak

parketnummer: 23-005139-15
datum uitspraak: 4 augustus 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2015 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-197341-15 en 15-233099-15, alsmede 15-700341-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
21 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 15-197341-15:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 30 september 2015 te Haarlem, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk/type Cortina U4, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Politie Haarlem (vestiging: Koudenhorn), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2015 te Haarlem, althans in Nederland, een (dames)fiets (merk/type Cortina U4, kleur zwart) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (dames)fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
feit 2:
hij op of omstreeks 2 september 2012 te Haarlem, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldkistje en/of een of meer geldbedragen (totaal 630 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
In de zaak met parketnummer 15-233099-15 (gevoegd):
feit 1:
hij op of omstreeks 19 november 2015 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel gelegen op het [adres 1] heeft weggenomen twee, althans een of meer, croissantjes en/of een blikje "Rockstar", in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Alber Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
feit 2:
hij op of omstreeks 20 september 2015 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een pand gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een kassa en/of een spaarpot, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Parketnummer 15-197341-15 feit 1; diefstal dan wel heling van een fiets
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel diefstal als heling van de (lok)fiets. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte pas is aangehouden op het derde moment dat de fiets in beweging was gekomen, zodat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de fiets heeft gestolen. De verdachte heeft aangegeven dat hij de fiets heeft geleend, en gelet op het feit dat de fiets niet was beschadigd en was voorzien van een slot en een daarbij behorende sleutel heeft de verdachte op het moment dat hij de fiets leende niet kunnen weten, dan wel vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde diefstal van de fiets wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van de verdachte dat hij de fiets heeft geleend niet past bij het tijdpad van het in beweging komen van de fiets. Weliswaar is de fiets pas bij het tweede beweegmoment onder de verdachte aangetroffen, maar de periode tussen de diefstal en het aantreffen van de fiets bij de verdachte is dusdanig kort dat met voldoende mate van zekerheid kan worden geconcludeerd dat de verdachte degene is geweest die de fiets heeft gestolen.
Het hof overweegt het volgende.
Op grond van het dossier kan het volgende worden vastgesteld. Op 29 september 2015 omstreeks 13.30 uur is door de politie een lokfiets onafgesloten en onbeschadigd weggezet op de Gedempte Oude Gracht in Haarlem. De fiets was voorzien van een GPS volgsysteem. Op 30 september 2015 omstreeks 01.00 uur kwam de fiets blijkens het GPS systeem in beweging. Hierop werd door de politie geen actie ondernomen. De fiets kwam tot stilstand op de Fuhropstraat te Haarlem. Gezien is dat de sleutel uit de fiets was weggenomen. Op 30 september 2015 omstreeks 11.45 uur kwam de fiets opnieuw in beweging. Omstreeks 11.50 uur is de verdachte met de fiets in zijn hand aangetroffen op de [adres 2] te Haarlem.
De verdachte heeft op 30 september 2015 bij zijn verhoor door de politie verklaard dat hij de fiets de dag ervoor van iemand bij een coffeeshop had geleend.
Hoewel de verklaring van de verdachte - gelet op het aantal keren in beweging en tot stilstand komen van de fiets - twijfels oproept, is het hof van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop tussen de diefstal van de fiets en het aantreffen van de verdachte met de fiets op de [adres 2], niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte de fiets van de Gedempte Oude Gracht heeft weggenomen. Temeer niet nu ook de plaats waar de fiets in de nacht heeft gestaan niet kan worden gekoppeld aan de verdachte. De verdachte dient daarom van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde kan evenmin bewezen worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte
op het moment van het voorhanden krijgen van de fietswist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de fiets (waarvan de sleutel in het fietsslot zat) van diefstal afkomstig was.
Parketnummer 15-197341-15 feit 2; diefstal van een geldkistje
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde diefstal van het geldkistje bewezen kan worden. Zij heeft daartoe gesteld dat op de plaats delict een pet van de dader is achtergebleven, waarop DNA van de verdachte is aangetroffen. Nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de plaats delict acht de advocaat-generaal aannemelijk dat sprake is van een zogenoemd daderspoor, zodat bewezen kan worden dat de verdachte degene is geweest die het geldkistje heeft weggenomen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het dossier blijkt het volgende. Aangever heeft verklaard dat hij op 2 september 2012 omstreeks 21.15 uur op een evenement in Haarlem in een horecatent aan het werk was, toen hij een klant hoorde roepen “Hey je geld!”. Aangever is vervolgens naar de achterkant van de tent gerend en zag een jongen wegrennen. Hij is samen met getuige [getuige] achter deze jongen aangerend. De aangever heeft verklaard dat de jongen tijdens het rennen de pet die hij droeg is verloren. Deze pet is onderzocht en daarop is DNA aangetroffen dat matcht met het DNA van de verdachte. Het geldkistje is niet bij de wegrennende persoon gezien en uit het dossier blijkt niet duidelijk waar het geldkistje is teruggevonden.
Ook als zou kunnen worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is geweest achter wie aangever en getuige [getuige] zijn aangerend, kan op grond van de inhoud van het dossier niet worden vastgesteld dat diegene ook de persoon is die het geldkistje heeft weggenomen. De verdachte zal daarom van de ten laste gelegde diefstal worden vrijgesproken. Het hof volgt ook overigens niet het standpunt dat (het DNA van de verdachte op) de pet een daderspoor is, op grond waarvan de diefstal kan worden bewezen. Anders dan de advocaat-generaal komt het hof niet tot de conclusie dat de pet is gevonden ‘op de plaats delict’, nu de pet – veel later – is aangetroffen op het festivalterrein.
Parketnummer 15/233099-15 feit 2; diefstal bij [bedrijfsnaam]
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Het gezicht van de persoon die de diefstal in de bloemenwinkel heeft gepleegd is op de camerabeelden niet te zien. De verbalisanten hebben de verdachte herkend op basis van de kleding die de dader op de foto draagt, en dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de camerabeelden van de bloemenwinkel voldoende duidelijk zijn, zodat de verbalisanten hun herkenningen daarop hebben kunnen baseren.
Het hof overweegt het volgende.
Op grond van de foto’s die zich in het dossier bevinden stelt het hof vast dat er meerdere (kleding-) overeenkomsten kunnen worden vastgesteld tussen de printscreens van de camerabeelden van de bloemenwinkel en de zich in het dossier bevindende foto’s van de verdachte. Het hof is echter van oordeel dat de printscreens van de camerabeelden van de bloemenwinkel onvoldoende duidelijk zijn – de persoon op de beelden is alleen op de rug te zien en de beelden zijn vrij donker door het ontbreken van verlichting – om met voldoende mate van zekerheid te kunnen vaststellen dat de verdachte de persoon is die op de beelden te zien is. De verdachte zal daarom ook van dit tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-233099-15 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 november 2015 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel gelegen op het [adres 1] heeft weggenomen twee croissantjes en een blikje "Rockstar", toebehorende aan Albert Heijn.
Het hof leest de tenlastelegging verbeterd, zodat in plaats van ‘Alber Heijn’ wordt gelezen ‘Albert Heijn’. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-233099-15 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 15-197341-15 onder 1 primair en onder 2 en het in de zaak met parketnummer
15-233099-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer
15-197341-15 onder 1 primair en onder 2 en het in de zaak met parketnummer 15-233099-15
onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf niet te respecteren. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat voor de winkelier schade en overlast meebrengt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 juli 2016 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Haarlem van 7 januari 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen, nu ter terechtzitting is gebleken dat de voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd bij beschikking van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 15 maart 2016.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-197341-15
onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 en in de zaak met parketnummer 15-233099-15 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-233099-15 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-233099-15 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 1 december 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Haarlem van 7 januari 2014, parketnummer 15-700341-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van
drie weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. M. Lolkema en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van
mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 augustus 2016.
Mr. M.J.A. Plaisier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[.]
.