ECLI:NL:GHAMS:2016:3765

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
19 september 2016
Zaaknummer
23-001898-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep mensenhandel en faciliteren van prostitutie door minderjarigen met vrijspraak voor meerderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mensenhandel en het faciliteren van prostitutie door een minderjarig meisje. Het hof heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 17, 18 en 5 september 2016, en het onderzoek in eerste aanleg. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen de vrijspraak van een meerderjarige vrouw, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in dat deel van het hoger beroep. Het hof oordeelde dat de rechtbank niet onterecht had geoordeeld over de vrijspraak van de meerderjarige vrouw, omdat er geen bewijs was voor misbruik van een kwetsbare positie.

Wat betreft de minderjarige [slachtoffer 1], oordeelde het hof dat de verdachte haar had geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting. Het hof achtte bewezen dat de verdachte samen met een ander de minderjarige had geholpen bij haar prostitutiewerkzaamheden en dat hij financieel voordeel had getrokken uit haar werkzaamheden. De verdachte werd veroordeeld voor mensenhandel, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen, en de minderjarige was betrokken. Het hof legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen voorwerp verbeurd. De uitspraak benadrukt de ernst van het faciliteren van prostitutie door minderjarigen en de verantwoordelijkheid van de verdachte in deze situatie.

Uitspraak

parketnummer: 23-001898-15
datum uitspraak: 19 september 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-730010-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1991,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2016, 18 augustus 2016 en 5 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 11 februari 2014 te Amsterdam en/of te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1996)
(sub 2)
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en/of
(sub 5)
die [slachtoffer 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] enige andere handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die (seksuele) handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • die [slachtoffer 1] gevraagd of zij geld wilde verdienen en/of die [slachtoffer 1] voorgesteld om geld te verdienen met prostitutiewerkzaamheden en/of
  • (pornografische) foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of laten maken en/of (vervolgens) die foto's op een of meer sekssites te weten [website 1] en/of [website 2] , in elk geval op een of meer sekssites op het internet geplaatst en/of laten plaatsen en/of de accounts van die [slachtoffer 1] op een of meer sekssites beheerd en/of
  • een of meer woning(en) aan die [slachtoffer 1] ter beschikking gesteld, waar zij een of meer klant(en) kon ontvangen om prostitutiewerkzaamheden uit te voeren en/of
  • die [slachtoffer 1] (meermalen) (met de auto) gehaald en/of gebracht vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] , zodat zij in de woning in [plaats 2] haar prostitutiewerkzaamheden kon uitvoeren en/of
  • (telkens) in het pand, althans dicht bij de locatie verbleven waar die [slachtoffer 1] haar (seks)klant(en) ontving en/of die [slachtoffer 1] geïnstrueerd dat zij hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) moest berichten/melden wanneer een prostitutieklant kwam en voor hoe lang en/of
  • via whatsapp-contact met die [slachtoffer 1] (veiligheids)controle uitgevoerd op de af- en/of aanwezigheid van een of meer (seks)klanten van die [slachtoffer 1] en/of
  • die [slachtoffer 1] de ingangscode van de sekssite(s) waarop zij stond gegeven en/of die account omhoog gebracht en/of geüpdated en /of die [slachtoffer 1] verteld hoe zij haar account omhoog (meer in de aandacht) kon krijgen en/of
  • die [slachtoffer 1] een deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden afgenomen en/of af laten staan aan hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders;
2:
hij in of omstreeks de periode van 21 december 2013 tot en met 11 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende twee althans één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een afbeelding met daarop een in lingerie gekleed meisje, zittend op een bed of een bank met haar knieën gespreid en haar benen onder zich gevouwen, haar schouders naar achteren en haar door de bh bedekte borsten nadrukkelijk naar voren gebracht in een kennelijk erotische pose, in de camera kijkend (genummerd Z2 06 24, en met fotonummer '1_4335')
en/of
een afbeelding van een slechts een slip dragend meisje, wijdbeens met opgetrokken knieën, terwijl zij de middelvinger van haar linkerhand, tussen haar slipje door, tegen of in haar vagina duwt (genummerd Z2 06 24, en met fotonummer '2_7970') bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) en/of een of meer andere afbeeldingen (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, met/op een mobiele telefoon heeft gefotografeerd en/of ontvangen en/of op een of meer van de sekssites [website 1] en/of [website 2] heeft geplaatst, in elk geval (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk, de sekssites [website 1] en/of [website 2] , in elk geval een of meer sekssites op het internet, en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten internet de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 11 februari 2014 te Amsterdam en/of Diemen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer anderen te weten [slachtoffer 2]
door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2]
(273F lid 1 subs 1 Sr.)
en/of
[slachtoffer 2] (telkens) met een van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
met een of meer van de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of een of meer mededaders wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(273f lid 1 sub 4 Sr.)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2]
(273f lid 1 sub 6 Sr)
en/of
die [slachtoffer 2] met een of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde,
(273f lid 1 sub 9 Sr.)
immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen,
(terwijl hij wist dat [slachtoffer 2] in geldnood zat en/of hem een verzoek had gedaan haar te helpen vanwege haar slechte financiële situatie en/of dat zij een klein kind had dat zij in haar eentje moest onderhouden)
  • die [slachtoffer 2] gevraagd of zij interesse had om in de prostitutie te gaan werken en/of voorgesteld om in de prostitutie te gaan werken en/of
  • (toen en/of nadat die [slachtoffer 2] instemde met het werk in de prostitutie) een of meer accounts met daarop een of meer seksadvertenties op naam van [naam 1] , zijnde de werknaam van die [slachtoffer 2] , aangemaakt en/of aangevuld op een of meer sekssites te weten onder andere [website 2] en/of [website 1] en/of de teksten van die seksadvertentie(s) gemaakt en/of op/in die seksadvertentie(s) (pornografische) foto's van die [slachtoffer 2] geplaatst en/of heeft laten plaatsen en/of de prijzen bepaald die die [slachtoffer 2] diende te vragen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of die sekssites een of meermalen omhooggehaald en/of geupgrated en/of
  • de (prostitutie)werktijden voor die [slachtoffer 2] geregeld en/of haar (prostitutie)werkschema heeft onderhouden en/of
  • die [slachtoffer 2] een (prostitutie)werktelefoon verstrekt en/of
  • een woning heeft geregeld waar die [slachtoffer 2] haar prostitutiewerkzaamheden kon uitvoeren en/of
  • die [slachtoffer 2] telkens een of meermalen met de auto naar haar werkplek gebracht en na haar prostitutiewerkzaamheden weer terug te brengen (onder meer naar haar woning in Purmerend) en/of
  • de condoomvoorraad ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] heeft bijgehouden en/of
  • die [slachtoffer 2] te kennen heeft gegeven dat hij in geldnood zat en/of daarvan in de stress zat en/of daardoor slecht gehumeurd was en/of
  • (telkens) (ongeveer) de helft van de prostitutieverdiensten van die [slachtoffer 2] in ontvangst genomen en/of met die [slachtoffer 2] afgesproken dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de helft van haar verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden zou(den) ontvangen en/of
  • telkens een huurprijs (van 50 euro per dag) gevraagd en/of ontvangen van die [slachtoffer 2] voor het (prostitutie)gebruik van (een kamer in) de woning ( [adres 2] te [plaats 2] ),
door welke feiten en/of omstandigheden voor die [slachtoffer 2] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan, waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 3

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem onder 3, kort gezegd, tenlastegelegde mensenhandel ten aanzien van de meerderjarige [slachtoffer 2] . Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat geen dwangmiddelen bewezen kunnen worden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] .
Overwegingen en oordeel van het hof
Met betrekking tot het bestanddeel ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien een prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Met betrekking tot het bestanddeel ‘kwetsbare positie’ geldt dat dit begrip in de wet is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen ‘een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan’ (art. 273f, lid 6, van het Wetboek van Strafrecht (Sr)).
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] ten tijde van het tenlastegelegde een alleenstaande –meerderjarige – moeder was zonder voldoende financiële middelen om haarzelf en haar kind te kunnen onderhouden. Nadat haar uitkeringsaanvragen diverse malen waren afgewezen heeft zij, toen de verdachte haar vroeg of zij interesse had om in de prostitutie te werken, daarmee ingestemd. De afgesproken afdracht aan de verdachte van de helft van haar inkomsten vond zij weliswaar (achteraf) niet eerlijk, maar [slachtoffer 2] vertrouwde de verdachte en stemde daarom met deze verdeling in. [slachtoffer 2] heeft zelf verklaard dat zij zich niet gedwongen voelde en dat zij haar eigen keuzes maakte.
De stelling van de advocaat-generaal dat [slachtoffer 2] in een buitengewoon kwetsbare positie verkeerde en dat de verdachte op haar een onaanvaardbare druk heeft uitgeoefend blijkt geenszins uit de inhoud van het dossier. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Uitbuiting impliciet bestanddeel van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)?
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat ‘uitbuiting’, anders dan in het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4 Sr bepaalde, niet als impliciet bestanddeel ten aanzien van het in dat artikel onder 5 en 8 bepaalde kan worden aangemerkt, nu de wetgever in laatstgenoemde bepalingen het belang van de minderjarige voor ogen heeft gehad en niet heeft gewild dat minderjarigen seksuele diensten aanbieden tegen betaling.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5, respectievelijk 8 Sr bepaalde ziet op het strafbaar stellen van, voor zover thans van belang, het een minderjarige in de prostitutie brengen, respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige. Deze strafbepalingen waren vóór de invoering van artikel 273f Sr opgenomen in het, inmiddels vervallen, artikel 250a, aanhef en onder
3, respectievelijk 5 Sr. Artikel 250a Sr vormde op zijn beurt weer een opvolging van de voormalige artikelen 250bis Sr (bordeelverbod), 432 aanhef en onder 3 Sr (soutenage) en artikel 250ter Sr (mensenhandel), en zag blijkens de wetsgeschiedenis op de strafbaarstelling van een aantal vormen van exploitatie van onvrijwillige prostitutie en van prostitutie waarbij minderjarigen zijn betrokken. Ter gelegenheid van de invoering van artikel 273f Sr heeft de wetgever omtrent het in het voorgestane nieuwe artikel te incorporeren artikel 250a Sr onder meer opgemerkt dat dit artikel beoogt alle vormen van uitbuiting voor prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting strafbaar te stellen, en voorts dat de eis van dwang in brede zin of misleiding niet geldt voor seksuele uitbuiting van kinderen: ‘uitbating van prostitutie door minderjarigen is zonder meer strafbaar.’ Voorts heeft de wetgever ten aanzien van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 5 Sr nog opgemerkt dat deze bepaling ziet op bescherming van
kinderenen om die reden de eis van het gebruik van dwangmiddelen ontbreekt en (voor zover hier van belang) ten aanzien van onderdeel 8 dat dit, evenals onderdeel 5, is beperkt tot profijt uit seksuele uitbuiting van kinderen. (Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, Tweede Kamer, vergaderjaar
2003-2004, 29291, nr. 3).
Uit de wetsgeschiedenis vloeit dan ook voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Dat aan een bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5 Sr, respectievelijk 8 Sr door de wetgever zwaardere eisen werden gesteld dan in het te dien aanzien in artikel 250a Sr werden verwoord, is niet gebleken. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, doch dat handelen als in deze strafbepalingen neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Oogmerk van uitbuiting in artikel 273f, eerde lid, aanhef en onder 2 Sr?
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 aan de verdachte ten laste gelegde misdrijf als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit, aangezien te dien aanzien van (oogmerk van) uitbuiting niet is gebleken.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring van dit onderdeel van het ten laste gelegde geconcludeerd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat – in het geval van minderjarige slachtoffers van mensenhandel – het oogmerk van uitbuiting kan worden aangenomen als de verdachte ook maar het minste voordeel heeft gehad van de situatie, althans dat zijn oogmerk daarop was gericht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het de verdachte te doen is geweest om financieel voordeel te halen uit zijn doen en laten ten aanzien van het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1] . Daarmee is zijn oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1] – nu zij minderjarig was ten tijde van het tenlastegelegde – bewezen, aldus de advocaat-generaal.
Overwegingen en oordeel van het hof
Artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2, Sr ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is. Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid, Sr – voor zover thans van belang - is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting’.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen omtrent hetgeen uit de wetsgeschiedenis ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 273f, eerste lid, aanhef en onder 5 respectievelijk 8 Sr blijkt, vloeit voort dat de wetgever voor ogen heeft gehad om handelen dat kan worden aangemerkt als het een ander brengen tot prostitutie als die ander minderjarig is (onder 5) en het profiteren van prostitutiewerk van een ander als die ander minderjarig is (onder 8), aan te merken als uitbuiting van die minderjarige.
Het hof acht bewezen dat de verdachte tezamen met een ander de minderjarige heeft vervoerd en overgebracht met het oogmerk haar te faciliteren in haar prostitutiewerk en met het oogmerk daarvan te profiteren. Het oogmerk van de verdachte is dan ook op uitbuiting in de zin van artikel 273f, aanhef en onder 2 Sr gericht geweest.
Het verweer wordt verworpen.
Medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging heeft gehandeld met in ieder geval de medeverdachte [medeverdachte] . De verdachte heeft een ruime en volledige rol gespeeld in de ten laste gelegde mensenhandel en kan daarvoor als medepleger worden veroordeeld, aldus de advocaat-generaal.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende vast.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] hem gevraagd heeft haar te helpen met haar prostitutiewerkzaamheden en dat ze door hem werd opgehaald in [plaats 1] . De medeverdachte [medeverdachte] was een vriend van hem en hij ging samen met [slachtoffer 1] wel eens naar diens huis aan de [adres 2] in [plaats 2] . Verder heeft de verdachte verklaard dat het wel zou kunnen kloppen dat [slachtoffer 1] in overleg met hem vanuit het huis van [medeverdachte] in [plaats 2] prostitutiewerk is gaan verrichten.
Op 21 januari 2014 stuurt de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte] de volgende chatberichten: ‘
Je moet in de gate houden vo me. Ze kan me schetse tog.’, waarop [medeverdachte] reageert ‘
Diegene was een half uur gebleven. Dacht uur maa ze kwam al naa half uur naa kamer ging ze douchen. Had op tijd gelet’.
Op 9 februari 2014 stuurt de medeverdachte [medeverdachte] aan een contact met het nummer [telefoonnummer 1] de volgende chatberichten: ‘
Ik control der voor [naam 2] . Halfbloedje antilliaans nederlands’. Later op diezelfde dag stuurt de medeverdachte [medeverdachte] aan een contact met het nummer [telefoonnummer 2] de volgende chatberichten: ‘
Ga nu richting [plaats 1] met [naam 2] . ff die ams wegbrengen.’. Rustenburg heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat er mensen zijn die hem [naam 2] noemen, ook [slachtoffer 1] heeft dat verklaard bij de rechter-commissaris.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel ten aanzien van het minderjarige meisje [slachtoffer 1] bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 december 2013 tot en met 11 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1996)
(2)
heeft vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(5)
die [slachtoffer 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,
  • de accounts van die [slachtoffer 1] op een of meer sekssites beheerd en/of
  • een woning aan die [slachtoffer 1] ter beschikking gesteld waar zij klanten kon ontvangen om prostitutiewerkzaamheden uit te voeren en/of
  • die [slachtoffer 1] met de auto gehaald en gebracht vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] , zodat zij in de woning in [plaats 2] haar prostitutiewerkzaamheden kon uitvoeren en/of
  • dicht bij de locatie verbleven waar die [slachtoffer 1] haar seksklanten ontving en die [slachtoffer 1] geïnstrueerd dat zij hem, verdachte, moest berichten wanneer een prostitutieklant kwam en voor hoe lang en/of
  • via whatsapp-contact met die [slachtoffer 1] controle uitgevoerd op de af- en/of aanwezigheid van seksklanten van die [slachtoffer 1] en/of
  • die [slachtoffer 1] de ingangscode van de sekssite waarop zij stond gegeven en/of
  • die [slachtoffer 1] een deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden af laten staan aan hem, verdachte, en of zijn mededader.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage die bij dit arrest is gevoegd en daarvan deel uitmaakt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van het onder
1 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting gesteld. Voorts heeft de rechtbank de verbeurdverklaring bevolen van een in beslag genomen mobiele telefoon.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren onder dezelfde voorwaarden als vermeld in het vonnis. Voorts heeft de advocaat-generaal de verbeurdverklaring gevorderd van een in beslag genomen mobiele telefoon.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is gedurende een periode van circa 7 weken betrokken geweest bij de prostitutie door een minderjarige. Hij heeft haar prostitutiewerk gefaciliteerd door haar met het oog daarop in contact te brengen met de medeverdachte [medeverdachte] , die beschikte over woonruimte te [plaats 2] waar de minderjarige haar prostitutiewerk kon uitoefenen. De verdachte heeft samen met de medeverdachte [medeverdachte] afspraken met de minderjarige over het werk gemaakt en haar geholpen met het aanmaken van accounts op prostitutiesites. Ook heeft de verdachte de minderjarige vanuit haar woonplaats, [plaats 1] , opgehaald en vervoerd naar [plaats 2] , als zij daar haar prostitutiewerk ging uitoefenen. De verdachte heeft van de opbrengsten van het prostitutiewerk geprofiteerd, door geld van haar te accepteren en te profiteren van de door haar van het verdiende geld aangeschafte boodschappen.
Het faciliteren en bevorderen van prostitutiewerk door een minderjarige draagt bij aan het in stand houden van een onmiskenbaar verwerpelijke vorm van seksuele commercie. Een minderjarige moet, ook als er geen sprake is van dwang of misleiding, geacht worden onvoldoende in staat te zijn de gevolgen van een beslissing om zich te prostitueren te overzien en daarnaar te handelen. De ervaring leert dat het juist minderjarigen met een problematisch verleden zijn die in de prostitutie belanden en dat hun mindere mentale weerbaarheid en kwetsbare sociaal-economische positie daar een rol in kunnen spelen. Dat is in deze zaak ook het geval geweest. Door van de opbrengst van het prostitutiewerk van de minderjarige te profiteren heeft de verdachte er blijk van gegeven zijn eigen behoefte aan materieel gewin voorop te stellen, met voorbijgaan aan de schadelijke positie waarin de minderjarige komt te verkeren, en aan haar belangen.
Bij de vaststelling van de ernst van het door de verdachte begane feit heeft het hof acht geslagen op de aard van de feitelijke handelingen van de verdachte en de omstandigheid dat hij samenwerkte met de medeverdachte, de omvang en indringendheid van zijn initiatieven, de duur van de prostitutiesituatie en de omvang van het profijt van de verdachte. In dit verband stelt het hof vast dat niet is gebleken dat de verdachte druk op de minderjarige heeft uitgeoefend of haar beslissing om zich te prostitueren op andere wijze heeft beïnvloed dan door haar daartoe de gelegenheid te bieden, haar te helpen bij het werven van klanten en in de buurt te zijn als zij haar werk verrichtte. Deze situatie heeft een relatief korte periode voortgeduurd. De omvang van het profijt is, voor zover die valt vast te stellen, beperkt gebleven.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatiedienst van 26 juli 2016 blijkt dat de verdachte, toen hij nog minderjarig was, is veroordeeld tot een werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie. Recent is aan de verdachte een geldboete opgelegd wegens een verkeersovertreding. De door de detentie in de onderhavige zaak onderbroken opleiding is de verdachte voornemens te hervatten. Voorts is gebleken dat de verdachte, na de schorsing van de voorlopige hechtenis, een baan heeft gevonden.
Het hof ziet in de bovenomschreven ernst van het feit, de omvang van de betrokkenheid van de verdachte en met in acht neming van zijn persoonlijke situatie, aanleiding tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de vrijspraak terzake een van de ten laste gelegde feiten zal het hof een lagere straf opleggen dan in eerste aanleg was opgelegd en door de advocaat-generaal in hoger beroep is geëist. Voorts heeft het hof bij de vaststelling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf acht geslagen op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd en speelt een rol dat het hof, anders dan de rechtbank, niet bij de strafoplegging betrekt dat er aanwijzingen zouden zijn dat de verdachte deel uitmaakt van een grotere groep jonge mannen die zich al langer bezig hield met de uitbuiting van minderjarige meisjes.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 tenlastegelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK zaktelefoon, Apple IPhone, 4701545, inc. hardcover barst over lengte scherm.
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. M. Lolkema en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 september 2016.