ECLI:NL:GHAMS:2016:3764

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
19 september 2016
Zaaknummer
23-001862-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en faciliteiten voor prostitutie van minderjarige meisjes met oogmerk van uitbuiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van mensenhandel en het faciliteren van prostitutie door minderjarige meisjes. De tenlastelegging omvatte onder andere het werven, vervoeren en huisvesten van minderjarigen met het oogmerk van uitbuiting. De zaak kwam voort uit een eerdere veroordeling door de rechtbank, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van de slachtoffers en de rol van de verdachte in de prostitutie van deze minderjarigen heeft onderzocht. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel. De verdachte werd schuldig bevonden aan het faciliteren van prostitutie en het profiteren van de opbrengsten daarvan. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Het hof heeft ook overwogen dat de verdachte niet kan worden vervolgd voor witwassen, omdat niet is gebleken dat hij de criminele herkomst van de geldbedragen heeft willen verbergen. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de prostitutie van minderjarigen en de bescherming van kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

parketnummer: 23-001862-15
datum uitspraak: 19 september 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-730040-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1990,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2016, 18 augustus 2016 en 5 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 6 mei 2014 te Amsterdam en/of te Diemen , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1997) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1996)
(sub 2)
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,
en/of
(sub 5)
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar heeft/hebben gesteld tot het verrichten van die (seksuele) handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gevraagd of zij geld wilde(n) verdienen en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] voorgesteld om geld te verdienen met prostitutiewerkzaamheden en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) naar een woning ( [adres 2] ) gebracht (alwaar zij haar/hun prostitutiewerkzaamheden verrichtte(n)) en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een woning ( [adres 2] ) (wisselend) voor 100 of 200 euro per maand verhuurd, althans (een kamer in) die woning beschikbaar gesteld voor het ontvangen van een of meer klanten met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gecontroleerd tijdens haar/hun (prostitutie)werkzaamheden en/of daar nauw contact over onderhouden met een of meer van zijn mededader(s) en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gefaciliteerd in haar/hun prostitutiewerkzaamheden door haar/hun met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld (in een spaarpot) te bewaren (die hij, verdachte en/of zijn mededader bij hem thuis bewaarde) en/of de (woon)kamer waar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] haar/hun prostitutieklanten ontving(en) netjes gemaakt en/of gehouden en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) een of meermalen met de auto naar haar/hun prostitutieklanten gebracht en na haar/hun prostitutiewerkzaamheden weer opgehaald (escortservice) en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geïnstrueerd hoe zij om moest(en) gaan met haar/hun prostitutieklanten en/of wat zij tegen hem/hen moest(en) zeggen en/of de prijs bepaald die zij zou(den) vragen voor haar/hun prostitutiewerkzaamheden en/of
  • een of meer accounts met daarop een seksadvertentie op naam van “ [naam 1] ” en/of “ [naam 2] ”, zijnde de werknamen van die [slachtoffer 1] aangemaakt en/of aangevuld en/of
  • een of meer accounts met daarop een seksadvertentie op naam van “ [naam 3] ” en/of “ [naam 4] ”, zijnde de werknamen van die [slachtoffer 2] aangemaakt en/of aangevuld en/of
  • op een of meer sekssites te weten (onder andere) [website 1] en/of in die seksadvertentie(s) (pornografische) foto's van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geplaatst en/of laten plaatsen en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geïnstrueerd hoe zij die foto's zelf op die advertentie kon(den) plaatsen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de ingangscode van die sekssite(s) gegeven en/of die account(en) omhoog gebracht en/of geupdated en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] verteld hoe zij haar/hun account omhoog (meer in de aandacht) kon(den) krijgen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geïnstrueerd hoe zij nieuwe advertenties kon(den) plaatsen en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] het emailadres verstrekt dat gebruikt dient te worden voor die een of meer accounts en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een of meer wachtwoorden verstrekt voor het aanmaken van een of meer (seks)advertenties op een of meer sekssites en/of
  • (telkens) in het pand, althans dicht bij de locatie verbleven waar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] haar/hun (seks)klant(en) ontving(en) en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geïnstrueerd dat zij hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) moest berichten/melden wanneer een prostitutieklant kwam en voor hoelang en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een deel van haar/hun verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden afgenomen en/of af laten staan aan hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders;
2:
hij in of omstreeks in de periode van 1 juli 2013 tot en met 6 mei 2014, te Amsterdam en/of te Diemen , althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedragen, te weten (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , verrichte prostitutiewerkzaamheden, en/of voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedragen onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Uitbuiting impliciet bestanddeel van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)?
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit dat ten aanzien van het onder 1 aan de verdachte ten laste gelegde misdrijf als bedoeld in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 5 alsmede onder 8 Sr moet gelden dat ‘uitbuiting’ van dat misdrijf een impliciet bestanddeel is; en voorts dat niet bewezen is dat de verdachte zich aan uitbuiting heeft schuldig gemaakt en hij dus van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft op dit punt aangevoerd dat ‘uitbuiting’, anders dan in het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4 Sr bepaalde, niet als impliciet bestanddeel ten aanzien van het in dat artikel onder 5 en 8 bepaalde kan worden aangemerkt, nu de wetgever in laatstgenoemde bepalingen het belang van de minderjarige voor ogen heeft gehad en niet heeft gewild dat minderjarigen seksuele diensten aanbieden tegen betaling.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5, respectievelijk 8 Sr bepaalde ziet op het strafbaar stellen van, voor zover thans van belang, het een minderjarige in de prostitutie brengen, respectievelijk het voordeel trekken uit de prostitutie door een minderjarige. Deze strafbepalingen waren vóór de invoering van artikel 273f Sr opgenomen in het inmiddels vervallen artikel 250a, aanhef en onder 3, respectievelijk 5 Sr. Artikel 250a Sr vormde op zijn beurt weer een opvolging van de voormalige artikelen 250bis Sr (bordeelverbod), 432 aanhef en onder 3 Sr (soutenage) en artikel 250ter Sr (mensenhandel), en zag blijkens de wetsgeschiedenis op de strafbaarstelling van een aantal vormen van exploitatie van onvrijwillige prostitutie en van prostitutie waarbij minderjarigen zijn betrokken. Ter gelegenheid van de invoering van artikel 273f Sr heeft de wetgever omtrent het in het voorgestane nieuwe artikel te incorporeren artikel 250a Sr onder meer opgemerkt dat dit artikel beoogt alle vormen van uitbuiting voor prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting strafbaar te stellen, en voorts dat de eis van dwang in brede zin of misleiding niet geldt voor seksuele uitbuiting van kinderen: ‘uitbating van prostitutie door minderjarigen is zonder meer strafbaar.’ Voorts heeft de wetgever ten aanzien van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 5 Sr nog opgemerkt dat deze bepaling ziet op bescherming van
kinderenen om die reden de eis van het gebruik van dwangmiddelen ontbreekt en (voor zover hier van belang) ten aanzien van onderdeel 8 dat dit, evenals onderdeel 5, is beperkt tot profijt uit seksuele uitbuiting van kinderen. (Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29291, nr. 3).
Uit de wetsgeschiedenis vloeit dan ook voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een verdergaande eis van specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie of het profiteren van de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een minderjarige is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Dat aan een bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5, respectievelijk 8 Sr door de wetgever zwaardere eisen werden gesteld dan in artikel 250a Sr werden verwoord, is niet gebleken. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, doch dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Oogmerk van uitbuiting in artikel 273f lid 1, aanhef en onder 2 Sr?
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 aan de verdachte ten laste gelegde misdrijf als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 2 Sr ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit, aangezien te dien aanzien van (oogmerk van) uitbuiting niet is gebleken. Er is daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het economisch gewin voor de verdachte niet omvangrijk is geweest en dat in zowel het geval van [slachtoffer 2] als in dat van [slachtoffer 1] geen sprake is geweest van enige onvrijheid van de meisjes ten aanzien van hun prostitutiewerkzaamheden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring van dit onderdeel van het tenlastegelegde geconcludeerd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat – in het geval van minderjarige slachtoffers van mensenhandel – het oogmerk van uitbuiting kan worden aangenomen als de verdachte ook maar het minste voordeel heeft gehad van de situatie, althans dat zijn oogmerk daarop was gericht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het de verdachte te doen is geweest om financieel voordeel te halen uit zijn doen en laten ten aanzien van de minderjarige slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarmee is zijn oogmerk van uitbuiting – nu de slachtoffers minderjarig waren ten tijde van het tenlastegelegde – bewezen, aldus de advocaat-generaal.
Overwegingen en oordeel van het hof
Artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2 Sr ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is. Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid, Sr – voor zover thans van belang - is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting’.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen omtrent hetgeen uit de wetsgeschiedenis ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 273f, eerste lid aanhef en onder 5 respectievelijk 8 Sr blijkt, vloeit voort dat de wetgever voor ogen heeft gehad om handelen dat kan worden aangemerkt als het een ander brengen tot prostitutie als die ander minderjarig is (onder 5) en het profiteren van prostitutiewerk van een ander als die ander minderjarig is (onder 8), aan te merken als uitbuiting van die minderjarige.
Het hof acht bewezen dat de verdachte tezamen met een ander de betreffende minderjarigen heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk hen te faciliteren in hun prostitutiewerk en met het oogmerk daarvan te profiteren. Het oogmerk van de verdachte is dan ook op uitbuiting in de zin van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 2, Sr gericht geweest.
Het verweer wordt verworpen.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2] .
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de getuige [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 2] inconsistent heeft verklaard, bijvoorbeeld over (afspraken over) het geld dat de verdachte gekregen zou hebben en over het betalen van huur. Bovendien wilde [slachtoffer 2] eerst niet over [naam 5] , met wie zij een relatie bleek te hebben, verklaren, waardoor het erop lijkt dat zij [naam 5] probeert te beschermen. Tenslotte is er geen noemenswaardige ondersteuning van haar verklaring in het technisch onderzoek, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De getuige [slachtoffer 2] heeft bij de politie op 27 maart 2014 zeer uitvoerig en gedetailleerd verklaard over de rol van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] bij de tenlastegelegde mensenhandel. Dat heeft zij enige tijd later, op 26 september 2014, ook bij de rechter-commissaris gedaan. Ook de verklaring bij de rechter-commissaris is uitgebreid en bevat veel details. Weliswaar zijn er in deze verklaringen van de getuige enkele verschillen aan te wijzen, maar in hoofdlijnen heeft de getuige steeds consistent verklaard. Bovendien heeft de verdachte de verklaring van [slachtoffer 2] op een aantal onderdelen bevestigd en worden haar verklaringen ook deels ondersteund door andere bewijsmiddelen. Dat [slachtoffer 2] pas bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat ook [naam 5] een rol heeft gespeeld bij haar prostitutiewerkzaamheden betekent niet dat haar verklaringen met betrekking tot de rol van verdachte onwaar of onbetrouwbaar zijn. Dit verweer van de raadsman wordt op grond van het voorgaande dan ook verworpen.
Medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van zowel [slachtoffer 1] als Robin [slachtoffer 2] . Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de rol van de verdachte in het tenlastegelegde dusdanig beperkt is geweest dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij zijn rol van voldoende materieel en intellectueel gewicht is geweest om te kunnen spreken van medeplegen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging heeft gehandeld met in ieder geval de medeverdachte [medeverdachte] . Voorts kan op grond van de verklaringen van de slachtoffers in samenhang met delen van de chatgesprekken worden bewezen dat de man die
[naam 6]wordt genoemd als mededader heeft te gelden. De verdachte kan derhalve voor de mensenhandel ten aanzien van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] als medepleger worden veroordeeld, aldus de advocaat-generaal.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende vast.
-
[slachtoffer 1]
Uit onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van de medeverdachte [medeverdachte] is gebleken dat hij tussen 28 december 2013 en 9 januari 2014 met een persoon met de bijnaam
[naam 7]contact heeft gehad over de seksadvertentie van [slachtoffer 1] , onder de naam
[naam 1]. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn bijnaam
[naam 7]is. Op 9 januari 2014 vraagt de verdachte in een chatbericht aan [medeverdachte] : ‘
Welk email gebruik je voor die account van [slachtoffer 1]’, waarop [medeverdachte] hem antwoordt: ‘
[account]’ en ‘
Wat wou ze doen dan’. De verdachte reageert: ‘
Op nog een paar nieuwe sites advertenties fixen’. De verdachte en [medeverdachte] wisselen hierop over en weer wachtwoorden en accountnummers, waarop [medeverdachte] uiteindelijk aan de verdachte bevestigt: ‘
Heb geupdate’.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft tussen 30 november 2013 en 31 januari 2014 288 chatberichten uitgewisseld met [slachtoffer 1] , waarin ook wordt gesproken over de rol van de verdachte in de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] . Zo vraagt [medeverdachte] op 3 december 2013 aan [slachtoffer 1] ‘
Heb je al afspraken’ en ‘
Hoe laat wilde die eigenlijk komen en hoelang’. Als [slachtoffer 1] hierop reageert met ‘
Escorte’ antwoordt [medeverdachte] aan haar ‘
Ik bel [naam 7] ff kijken of hij vervoer heeft’. Op 12 december 2013 bericht [slachtoffer 1] aan [medeverdachte] ‘
ja bn mt [naam 7]’.
-
[slachtoffer 2]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij Robin [slachtoffer 2] wel eens vervoerde met de auto. Hij kwam over de vloer bij de medeverdachte [medeverdachte] op de [adres 2] in [plaats] en zag daar ook [slachtoffer 2] wel eens. Robin [slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte op de laptop van [medeverdachte] met het e-mailadres
[e-mailadres 1]een account voor haar heeft aangemaakt op de websites
[website 1]en
[website 2]. Bovendien heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [medeverdachte] erbij was toen zij met de verdachte afspraken maakte over haar werk als prostituee. Dat gesprek vond plaats in de woonkamer van [medeverdachte] en [medeverdachte] nam ook deel aan het gesprek.
De verdachte en/of [medeverdachte] waren in de buurt als [slachtoffer 2] werkte vanuit de [adres 2] in [plaats] en zij kon één van hen bellen als er problemen waren, aldus [slachtoffer 2] . Op de inbeslaggenomen iPad van de verdachte zijn inkomende berichten van 8 oktober 2013 aangetroffen van het contact [e-mailadres 2] ’ met de tekst ‘
Vraag als [naam 8] op drmag. Op [naam 3]’, en het uitgaande bericht van 12 oktober 2013 ‘
en ik maar update’.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel ten aanzien van de minderjarige meisjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen.
Ten aanzien van feit 2.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem onder
2 tenlastegelegde witwassen van geldbedragen afkomstig uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat, gelet op de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [slachtoffer 2] en de omstandigheid dat de verklaring van de verdachte zelf daartoe in een te ver verwijderd verband staat, niet is voldaan aan de bewijsminimumregels van artikel 342, tweede lid Sv. Aangezien na uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [slachtoffer 2] enkel de verklaring van de verdachte zelf overblijft voor het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof passeert het standpunt van de raadsman reeds op grond van hetgeen hiervoor omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [slachtoffer 2] is overwogen. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.

A
hij in de periode van 25 oktober 2013 tot en met 11 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1997)
(2)
heeft vervoerd, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(5)
die [slachtoffer 1] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander
  • aan die [slachtoffer 1] een woning ( [adres 2] ) beschikbaar gesteld voor het ontvangen van klanten met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of
  • die [slachtoffer 1] gecontroleerd tijdens haar prostitutiewerkzaamheden en daar nauw contact over onderhouden met zijn mededader en/of
  • die [slachtoffer 1] gefaciliteerd in haar prostitutiewerkzaamheden door de woonkamer waar die [slachtoffer 1] haar prostitutieklanten ontving netjes te hebben gemaakt en/of
  • die [slachtoffer 1] met de auto naar haar prostitutieklanten gebracht en na haar prostitutiewerkzaamheden weer opgehaald (escortservice) en/of
  • die [slachtoffer 1] geïnstrueerd hoe zij om moest gaan met haar prostitutieklanten en wat zij tegen hen moest zeggen en/of
  • een account met daarop een seksadvertentie op naam van “ [naam 1] ”, zijnde de werknaam van die [slachtoffer 1] , geüpdatet en/of
  • die [slachtoffer 1] een deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden af laten staan aan hem en/of zijn mededader,
en

B
hij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 19 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1996)
(2)
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(5)
die [slachtoffer 2] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander:
  • die [slachtoffer 2] gevraagd of zij geld wilde verdienen met prostitutiewerkzaamheden en/of
  • die [slachtoffer 2] naar een woning ( [adres 2] ) gebracht alwaar zij haar prostitutiewerkzaamheden verrichtte en/of
  • aan die [slachtoffer 2] en woning beschikbaar gesteld voor het ontvangen van klanten met betrekking tot de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en/of
  • die [slachtoffer 2] gecontroleerd tijdens haar prostitutiewerkzaamheden en daar nauw contact over onderhouden met zijn mededader en/of
  • die [slachtoffer 2] gefaciliteerd in haar prostitutiewerkzaamheden door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld in een spaarpot te bewaren die hij, verdachte bij hem thuis bewaarde en/of
  • die [slachtoffer 2] met de auto naar haar prostitutieklanten gebracht en na haar prostitutiewerkzaamheden weer opgehaald (escortservice) en/of
  • accounts met daarop een seksadvertentie van die [slachtoffer 2] aangemaakt en/of
  • op een of meer sekssites, te weten (onder andere) [website 1] foto’s van die [slachtoffer 2] geplaatst en/of laten plaatsen en/of die [slachtoffer 2] geïnstrueerd hoe zij die foto’s zelf op die advertentie kon plaatsen en/of
  • die account(s) geüpdatet en/of
  • dicht bij de locatie verbleven waar die [slachtoffer 2] haar seksklanten ontving en/of
  • die [slachtoffer 2] een deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden af laten staan aan hem en/of zijn mededader.
2.
hij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 11 februari 2014 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander contante geldbedragen, te weten een deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verrichte prostitutiewerkzaamheden, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die geldbedragen onmiddellijk afkomstig waren uit misdrijven.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage die bij dit arrest is gevoegd en daarvan deel uitmaakt.

Strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient ten aanzien daarvan derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt daartoe dat volgens bestendige rechtspraak een gedraging slechts dan kan worden gekwalificeerd als witwassen indien de verdachte een uit eigen misdrijf verkregen voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. De geldbedragen die de verdachte voorhanden heeft gehad zijn afkomstig van de prostitutiewerkzaamheden van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarmee uit de ten aanzien van de verdachte bewezenverklaarde mensenhandel. Niet is gebleken dat de verdachte gedragingen heeft verricht om de criminele herkomst van die geldbedragen te verbergen of te verhullen. Het bewezenverklaarde kan daarom niet worden gekwalificeerd als witwassen.

Strafbaarheid van het voor het overige bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte daarbij als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd de verplichting tot betaling van
€ 2.000 ,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] .
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is gedurende een periode van enkele maanden betrokken geweest bij de prostitutie door twee minderjarigen. Een van deze twee minderjarigen was destijds 15 jaren oud, de andere minderjarige was bij de aanvang van de betrokkenheid van de verdachte 16 jaren oud en werd in deze periode 17 jaar. De minderjarigen waren gehuisvest in de woning van een medeverdachte. In en vanuit deze woning verrichtten zij hun prostitutiewerk. De verdachte heeft hun prostitutiewerk gefaciliteerd door, tezamen met zijn medeverdachte, hen te helpen met het aanmaken van accounts op prostitutiesites en de minderjarigen te vervoeren naar adressen alwaar zij hun prostitutiewerk uitvoerden. De verdachte heeft van de opbrengsten van het prostitutiewerk geprofiteerd, door geld van hen aan te nemen en te profiteren van met het verdiende geld aangeschafte goederen.
Het faciliteren en bevorderen van prostitutiewerk door een minderjarige draagt bij aan het in stand houden van een onmiskenbaar verwerpelijke vorm van seksuele commercie. Een minderjarige moet, als die al niet door dwang of misleiding daartoe is gebracht, geacht worden onvoldoende in staan te zijn gevolgen van een beslissing om zich te prostitueren te overzien en daarnaar te handelen. De ervaring leert dat het juist minderjarigen met een problematisch verleden zijn die in de prostitutie belanden en hun mindere mentale weerbaarheid en kwetsbare sociaal-economische positie daar een rol in spelen. Dat is in deze zaak ook het geval geweest. Door vervolgens van de opbrengst van het prostitutiewerk van de minderjarigen te profiteren heeft de verdachte er voorts blijk van gegeven zijn eigen behoefte aan materieel gewin voorop te stellen, met voorbijgaan aan de schadelijke positie waarin de minderjarigen zijn komen te verkeren en aan hun belangen.
Bij de vaststelling van de ernst van de door de verdachte begane feiten heeft het hof acht geslagen op de aard van de feitelijke handelingen van de verdachte, de omstandigheid dat hij samenwerkte met de medeverdachte, de omvang en de indringendheid van zijn initiatieven, de duur van de prostitutiesituatie en de omvang van het profijt van de verdachte.
In dit verband stelt het hof vast dat niet is gebleken dat de verdachte druk op de minderjarigen heeft uitgeoefend of hun beslissing om zich te prostitueren op andere wijze heeft beïnvloed dan door hen daartoe de gelegenheid te bieden, hen te helpen bij het werven van klanten en hen te vervoeren als dat voor het prostitutiewerk nodig was. Deze situatie heeft een periode van enkele maanden voortgeduurd. De omvang van het profijt van de verdachte is, voor zover die valt vast te stellen, beperkt gebleven.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatiedienst van 26 juli 2016 blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer wegens huiselijk geweld. De verdachte is voorts lijdende aan de ziekte van Crohn. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was de verdachte 23 jaar oud.
Het hof ziet in de bovenomschreven ernst van de feiten, de omvang van de betrokkenheid van de verdachte en met in acht neming van zijn persoonlijke situatie aanleiding tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de vaststelling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof acht geslagen op hetgeen in vergelijkbare gevallen in opgelegd. Het hof komt tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Daarbij speelt niet alleen een rol dat het hof komt tot een ontslag van rechtsvervolging voor het verwijt dat de verdachte gelden zou hebben witgewassen, maar ook dat het hof, anders dan de rechtbank, niet bij de strafoplegging betrekt dat er aanwijzingen zouden zijn dat de verdachte deel uitmaakt van een grotere groep jonge mannen die zich al langer bezig hield met de uitbuiting van minderjarige meisjes.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe en zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde
nietstrafbaar en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Computer Kl:zwart APPLE IPAD tablet 4752933;
1
STK Zaktelefoon Kl:Roze NOKIA 4752836.
Wijst afde verzoeken tot opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. M. Lolkema en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 september 2016.