Uitspraak
1.Procesverloop
mr. I. de Vos, advocaat te Amsterdam, die het verweer van [geïntimeerde] nader heeft toegelicht.
2.Beoordeling
€ 24,12. waardoor hij onder het bestaansminimum leeft. Anders dan [geïntimeerde] doet voorkomen heeft hij geen andere bronnen van inkomsten, ook niet uit de vennootschappen waarbij hij betrokken is of is geweest. [appellant] heeft vrijwel geen vaste lasten en hij logeert noodgedwongen bij vrienden en kennissen. Zijn financiële situatie is thans dermate benard dat hij een verzoek tot nihilstelling van de partneralimentatie bij de rechtbank heeft ingediend, aldus nog steeds [appellant] .
15 april tot en met 21 april 2015 om grotere bedragen van € 360,-, € 150,- en € 190,- gaat. Hoewel [appellant] stelt dat hij met [X] onvoldoende omzet genereert om salaris aan zichzelf te kunnen uit keren en dat de betalingen in de periode 15 april tot en met 21 april 2015 bedragen zijn die hij van zijn onderneming heeft geleend om schulden aan derden te betalen, heeft hij nagelaten na zijn stellingen hieromtrent met bewijsstukken te onderbouwen. Zo zijn de door [appellant] gestelde terugbetalingen naar [X] niet terug te vinden op de overgelegde overzichten van eerder genoemde betaalrekening. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] desgevraagd verklaard dat de terugbetalingen aan [X] zijn vermeld op bankafschriften over een periode die hij niet heeft overgelegd. [appellant] heeft echter geen afdoende verklaring gegeven voor het niet overleggen van deze stukken. Dat [appellant] onvoldoende openheid van zaken betreffende de inkomsten uit [X] heeft gegeven blijkt ook uit het feit dat hij nagelaten heeft inzicht te geven in de financiële situatie van [X] . Uit enkel de jaarrekeningen van 2013 en 2014, waaruit een verlies in beide jaren blijkt, kan niet zonder meer de gevolgtrekking worden gemaakt dat bij [X] ook thans per saldo geen ruimte is voor de onttrekking van enig inkomen. Gelet op de verklaring van [appellant] ter zitting in hoger beroep dat [X] nog steeds bedrijfsactiviteiten uitoefent, had het op zijn weg gelegen om het hof inzage te geven in de door [X] aangehouden bankrekening(en), zoals de bankrekening van waaruit het betalingsverkeer met [appellant] privé in heeft plaatsgevonden, hetgeen hij niet heeft gedaan. Verder neemt het hof in aanmerking dat de banktransacties van de betaalrekening van [appellant] een uitgavepatroon laten zien, te weten geregelde uitgaven bij restaurants, andere horecagelegenheden en winkels, dat niet valt te rijmen met dat van iemand die stelt dat hij moet rondkomen van € 113,17 per maand. Het hof heeft [appellant] met deze transacties geconfronteerd en [appellant] heeft daarvoor geen overtuigende verklaring gegeven.