ECLI:NL:GHAMS:2016:3632

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
23-000500-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid na een avond uitgaan, met bewijsvoering en vrijspraak voor medeplegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een jonge vrouw, gepleegd op 19 augustus 2012 in Haarlem. De tenlastelegging omvatte het betasten van de borsten en billen van het slachtoffer, alsook het zoenen op de mond. Het hof heeft de zaak behandeld na eerdere zittingen op 18 juni 2015 en 28 juni 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman hun verweer hebben gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen in grote lijnen overeenkomen, ondanks enkele discrepanties. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met een medeverdachte. Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 60 uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde taakstraf bepaald op 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

parketnummer: 23-000500-14
datum uitspraak: 12 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-710693-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2015 en 28 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op 12 mei 1994) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen een en/of meermalen:
- betasten van/knijpen in de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- betasten van/knijpen in de (beklede) bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- zoenen op/in de mond en/of wang en/of de nek van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen een en/of meermalen:
- die [slachtoffer] de woorden toevoegen: "Ga je met ons mee naar huis?" en/of "Wil je met ons naar bed?", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( onverhoeds) om die [slachtoffer] heen zijn gaan staan en/of
- ( onverhoeds) betasten van/knijpen in de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- ( onverhoeds) betasten van/knijpen in de (beklede) bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- ( onverhoeds) zoenen op/in de mond en/of de wang en/of de nek van die [slachtoffer];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraak ten aanzien van het medeplegen

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met anderen, althans met de medeverdachte [medeverdachte], heeft begaan. Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander. Hoewel uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden afgeleid dat de verdachte op 19 augustus 2012 te Haarlem met medeverdachte [medeverdachte] naar [slachtoffer] is toegelopen en dat zij beiden ontuchtige handelingen bij haar hebben gepleegd, heeft het hof niet de voor een bewezen-verklaring benodigde overtuiging bekomen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.
Het hof spreekt de verdachte gelet op hetgeen hiervoor is overwogen vrij van het ten laste gelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 augustus 2012 te Haarlem door feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op 12 mei 1994) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van de beklede borst van die [slachtoffer] en zoenen op de mond van die [slachtoffer], en bestaande die feitelijkheden uit het onverhoeds betasten van de beklede borst van die [slachtoffer] en het onverhoeds zoenen op de mond van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverwegingen

Tegenstrijdigheden in verklaringen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – aangevoerd dat er tegenstrijdigheden bestaan in de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] die de kern van de zaak betreffen en dat de verklaringen derhalve onvoldoende betrouwbaar zijn. Deze verklaringen kunnen niet als bewijs voor het ten laste gelegde worden gebezigd, ten gevolge waarvan de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan door de raadsman bepleit, is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] in de kern overeenkomen. Hoewel op bepaalde punten discrepanties bestaan, vindt de verklaring van [slachtoffer] in overwegende mate en op de belangrijkste punten steun in de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige], een toevallige voorbijgangster. De geconstateerde discrepanties zijn van ondergeschikte aard. Het verweer van de raadsman hieromtrent wordt dan ook verworpen. Het enkele feit dat er geen aangifte is gedaan door [slachtoffer] doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen. Zij heeft immers een duidelijke reden gegeven voor het niet doen van aangifte. Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Onverhoeds karakter
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de handelingen van de verdachte niet als onverhoeds kunnen worden gekenschetst nu niet is gebleken dat die handelingen voor [slachtoffer] volkomen onverwacht waren, zodat om die reden tot vrijspraak geconcludeerd moet worden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft [slachtoffer] – een vrouw die hij niet kende – kort nadat hij haar had aangesproken, op de openbare weg gezoend op de mond en haar borst betast. Naar het oordeel van het hof zijn dat handelingen die een schending van de lichamelijke integriteit opleveren, en die zo strijdig zijn met wat in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is, dat [slachtoffer] die niet behoefde te verwachten, op grond waarvan die handelingen als onverhoeds gekwalificeerd kunnen worden.
Alternatief scenario
Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario – dat er op neerkomt dat de verdachte niets heeft gedaan, en dat slechts medeverdachte [medeverdachte] ontuchtige handelingen zou hebben verricht – vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2012 (PL1227 2012086507-6) in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 35 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten(of één van hen):
Op zondag 19 augustus 2012, omstreeks 03.10 uur, bevonden wij ons in de Smedestraat te Haarlem. Ter hoogte van de fietsenstalling werden wij aangesproken door de beveiliger van de
fietsenstalling. De beveiliger verklaarde dat hij een meisje in de fietsenstalling had die huilde maar niet kon vertellen wat er was. Wij zagen het meisje staan en zagen dat er twee vrouwen zich ontfermden over het meisje. Wij zagen dat het meisje stond te huilen. Vervolgens werd ik,
verbalisant [verbalisant 1], aangesproken door een vrouw die mij op gaf te zijn genaamd: [getuige]. Zij
verklaarde dat de twee jongens die aan het meisje hadden gezeten naast haar stonden, gekleed in een wit T-shirt en de ander gekleed in een geruite blouse. Ik hoorde de jongen met het witte T-shirt zeggen dat hij met het meisje op straat had gezoend. Het meisje gaf op te zijn genaamd: [slachtoffer]. Zij verklaarde dat zij buiten stond te wachten op een vriendin van haar toen er twee jongens naar haar toen kwamen en zij haar begonnen te zoenen. Tevens zaten de twee jongen met hun handen aan haar borsten en billen.
Toen zij tegen de jongens zei dat zij het niet wilde, luisterden de jongens niet en gingen zij door met het betasten van haar billen en borsten. Vervolgens werd zij aangesproken door getuige [getuige] met de vraag of het wel ging. Toen zij aangaf dat ze niet wilde dat de jongens aan haar zaten, hebben getuige [getuige] en haar vriendinnen zich om [slachtoffer] ontfermd. Ik zag dat [slachtoffer] nog steeds huilde.
2.
Proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2015 (PL1200 – 2012086507-19) in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (losse bijlage).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als
mededeling van de verbalisant:
Met de zinsnede: “ik hoorde de jongen met het witte T-shirt zeggen dat hij met het meisje op straat had gezoend” wordt met ik, verbalisant [verbalisant 1] bedoeld en met “hij” de jongen met het witte T-shirt.
3.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris, van 30 augustus 2013, RC-nummer 13/1338, 13/1333 (losse bijlage).
Deze verklaring van
getuige [slachtoffer], geboren op 12 mei 1994, houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U vertelt mij dat ik vandaag gehoord word over het incident dat op 19 augustus 2012 in de
Smedestraat
(het hof begrijpt: te Haarlem)plaatsvond. Ik herinner mij die datum nog goed. Ik was die avond uit met een vriendin. Ik liep naar de fietsenstalling aan het begin van de Smedestraat. Ik zag dat twee jongens in mijn richting liepen vanaf de Grote Markt en ze kwamen eigenlijk gelijk op mij af. Een van de jongens had blond haar, de ander donker haar. De jongen met het blonde haar sprak gewoon Nederlands en hij sprak mij als eerste aan. Hij vroeg steeds of ik met hem mee naar huis wilde. Ik vroeg die blonde jongen of hij mij met rust wilde laten, maar hij ging door met vragen stellen. Op een gegeven moment begon die blonde jongen aan mij te zitten. De blonde jongen zat aan mijn borsten, dat wil zeggen dat hij mij met één hand vastpakte aan mijn borst en met zijn andere hand zat hij zo’n beetje aan mijn zij. Hij pakte mijn borst wel vast maar het deed geen pijn. Even later probeerde die blonde jongen mij op mijn mond te zoenen. Hij raakte daarbij mijn lippen aan. Ik raakte overstuur en begon te huilen. Ik heb hem wel steeds gezegd dat hij weg moest gaan. Toen ik huilde kwamen er twee dames aan. Die zeiden er wat van en toen hielden die jongens op. De mevrouw die er wat van zei sprak met stemverheffing en dat maakte best wel indruk. Ik weet niet meer wat zij precies zei, ik was namelijk erg overstuur. De blonde jongen had één hand op mijn borst en de andere in mijn zij. Die handen kon ik dus zien.

4. Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris, van 30 augustus 2013, RC-nummer 13/1338, 13/1333 (losse bijlage).

Deze verklaring van
getuige [getuige]houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U noemt de datum waarop het incident zou hebben plaatsgevonden. Het klopt omdat ik mij nog heel goed herinner wat ik heb gezien. Ik was die avond met een vriendin van mij een wijntje gaan drinken. Het was die avond van het jazzfestival (het hof begrijpt: op 19 augustus 2012 te Haarlem). Wij liepen vanuit de shoarmatent richting de fietsenstalling. Ik schrok heel erg. Ik zag een meisje van een jaar of 17. Ze huilde.
Ik zag een jongen die haar op haar mond zoende en een hand op haar borst had. Ik zag twee jongens haar betasten terwijl ze aan het huilen was. Ik zag een hand op haar borst, de andere jongen hield haar vast met zijn arm om haar heen en de andere hand op haar bil. Ik ben op haar toegelopen. Ik vroeg aan dat meisje: ‘wil je dit’? Ze schudde ‘nee’. Ze zei: ‘Nee, dat wil ik niet’. Ik heb daarop de politie er bij gehaald. Die twee waren gewoon op straat haar aan het betasten. Beide jongens waren inderdaad bezig met dat meisje. Ik weet zeker dat zij het beiden waren. En ik weet zeker dat ze aan haar borsten en billen zaten en zoenden. Het meisje trok een verkrampt gezicht en toen ik haar aansprak ging ze echt huilen.

5. Proces-verbaal van verhoor van verdachte D.A.J.A. Flos van 19 augustus 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina 37 e.v.).

Deze verklaring van
de verdachtehoudt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben gisteren naar Haarlem Jazz geweest. Ik ben met mijn onderbuurman gegaan. Hij
heet [medeverdachte] van zijn achternaam. Toen ik ervan door wilde, liepen we vanaf het café naar de fietsenstalling. [medeverdachte] raakte met het meisje in gesprek. Ik droeg gisteravond / vannacht een groene broek, wit T-shirt en witte schoenen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich na een avond uitgaan in Haarlem schuldig gemaakt aan aanranding van een jonge vrouw op de openbare weg. Hij heeft de vrouw betast aan haar borst en haar op de mond gezoend. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar haar ook angst aangejaagd. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat het slachtoffer in tranen was en zij verklaarde erg overstuur te zijn. Een dergelijk feit kan ook de gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving versterken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten. Het hof zal dit ten voordele noch ten nadele van de verdachte wegen.
Mede gelet op het tijdverloop sinds het bewezenverklaarde feit (dat op 19 augustus 2012 heeft plaatsgevonden), is het hof van oordeel dat met het opleggen van een taakstraf, zonder daarbij een (zoals door de advocaat-generaal gevorderd) voorwaardelijk deel op te leggen, kan worden volstaan. Het hof constateert voorts dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 7 februari 2014. Het hof wijst arrest op 12 juli 2016, ruim 2 jaren en 5 maanden na het aanwenden van het rechtsmiddel.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis, in beginsel passend en geboden maar zal gelet op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM volstaan met een strafoplegging als na te melden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. C.N. Dalebout en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2016.
[........]
.