ECLI:NL:GHAMS:2016:360
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bodemverhuurconstructie en pandrecht in faillissement ExPoSchuim B.V.
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geldigheid van een bodemverhuurconstructie en de rechten van pandhouders in het faillissement van ExPoSchuim B.V. De curator, mr. Rense Frank Feenstra, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van de curator waren afgewezen en de vorderingen van de pandhouders, ABN AMRO en Expochine, waren toegewezen. De curator stelde dat de verpande zaken zich nog op de bodem van ExPoSchuim bevonden en dat de pandhouders geen feitelijke beschikking over deze zaken hadden.
Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst die op 5 maart 2013 was gesloten, voldoende duidelijkheid bood over het gehuurde en dat de hekken die waren geplaatst, de feitelijke beschikking aan de pandhouders verleenden. Het hof concludeerde dat de verpande zaken op de datum van faillissement, 12 maart 2013, zich in de macht van de pandhouders bevonden, waardoor sprake was van een vuistpandrecht. Dit betekende dat de verpande zaken niet onder het bodemvoorrecht van de belastingdienst vielen.
De grieven van de curator werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De curator werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een bodemverhuurconstructie kan worden erkend en de impact daarvan op de rechten van pandhouders in faillissementssituaties.