ECLI:NL:GHAMS:2016:3585
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot voeging en tussenkomst in hoger beroep inzake huurgeschil met betrekking tot overlast door honden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Het vonnis betrof een huurgeschil waarbij [appellante] overlast ervaart van honden die door [X] worden gehouden in een naastgelegen woning. [appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd dat Parteon, de verhuurder, een procedure tegen [X] zou starten om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning van [X] te ontruimen. Het vonnis heeft de subsidiaire vordering van [appellante] toegewezen, maar de primaire vordering afgewezen. [appellante] is in hoger beroep gekomen om alsnog een integrale toewijzing van haar vorderingen te verkrijgen.
In het hoger beroep heeft [X] een incidentele conclusie tot voeging ingediend, waarbij zij zich aan de zijde van Parteon wil voegen. [X] stelt dat zij belang heeft bij de uitkomst van de procedure, omdat een uitspraak in hoger beroep gevolgen voor haar kan hebben. Parteon heeft geen bezwaar tegen de voeging, maar verzet zich tegen de tussenkomst van [X]. Het hof heeft geoordeeld dat [X] voldoende belang heeft bij de voeging, maar niet bij de tussenkomst, omdat zij niet voldoende heeft onderbouwd waarom haar privacy in het geding is.
Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen en de vordering tot tussenkomst afgewezen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor het nemen van de memorie van grieven door [appellante].