In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik. De appellante, vertegenwoordigd door mr. M.C. Rosier, had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 september 2014 was gewezen. De kantonrechter had de huurovereenkomst per 11 mei 2014 beëindigd en de appellante veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. De appellante was het niet eens met deze beslissing en vorderde in hoger beroep een schadevergoeding van € 9.150,- en een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten van € 5.799,-. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. G.C.M. Schipper, had de vordering van de appellante bestreden en verzocht om bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.
Het hof heeft vastgesteld dat de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld niet in geschil zijn en heeft deze als uitgangspunt genomen. Het hof oordeelde dat de vordering tot schadevergoeding van de appellante niet ontvankelijk was, omdat zij deze niet eerder in hoger beroep had ingediend. Echter, het hof oordeelde dat de rechter ambtshalve diende te beoordelen of er recht op een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bestond, ook zonder dat daar een expliciete vordering voor was ingediend. Het hof heeft uiteindelijk een tegemoetkoming van € 2.000,- toegewezen aan de appellante, omdat het hof van oordeel was dat verhuizing kosten met zich meebrengt en dat de geïntimeerde niet had aangetoond dat de appellante geen recht had op deze tegemoetkoming.
De beslissing van het hof hield in dat de appellante niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, het vonnis van de kantonrechter werd bekrachtigd voor wat betreft de beëindiging van de huurovereenkomst, maar dat de geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan de appellante als tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.