Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Ibestrijdt [appellant] de beslissing van de rechtbank dat de datum van de taxatie (uiteindelijk: 24 juni 2009) zal worden gehanteerd als de peildatum voor de waardering van de te verdelen onroerende zaken. [appellant] pleit primair voor het jaar 1997 als peildatum en subsidiair voor het jaar 2001.
grief IV, bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het in overeenstemming is met de eisen van redelijkheid en billijkheid dat de onroerende zaken aan de [straatnaam adres 3, 4 en 5] worden toegescheiden aan [geïntimeerde] . [appellant] voert aan dat ten onrechte zijn grote belang bij toescheiding van die onroerende zaken terzijde is geschoven. Hij heeft tien jaar lang alleen de verhuur van de panden gedaan. Hij verliest nu zijn helft van de huuropbrengsten die hij nodig heeft om zijn hypotheek op de [adres 1] te kunnen betalen. Het was altijd de afspraak dat die hypotheeklasten zouden worden voldaan uit de huuropbrengsten, aldus [appellant] .