ECLI:NL:GHAMS:2016:345
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- A.N. van de Beek
- L.H.M. Zonnenberg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep partneralimentatie en draagkracht in het kader van achterstallig onderhoud aan de voormalig echtelijke woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie en de draagkracht van de man na de echtscheiding. De man is op 22 mei 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een uitkering tot levensonderhoud van € 948,- per maand aan de vrouw is vastgesteld. De man betwist de hoogte van deze alimentatie en stelt dat er rekening gehouden moet worden met zijn maandelijkse lasten voor het uitvoeren van achterstallig onderhoud aan de voormalig echtelijke woning. De vrouw heeft de bestreden beschikking aangevochten en verzoekt deze te bekrachtigen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 1988 gehuwd en hun huwelijk is op 1 april 2015 ontbonden. De man heeft een fiscaal loon van respectievelijk € 45.219,- en € 40.615,- in de jaren 2013 en 2014. Hij heeft een hypothecaire lening en betaalt jaarlijks € 9.408,- aan rente. De vrouw ontvangt een WWB-uitkering en heeft lagere maandlasten. De man stelt dat hij door de toedeling van de woning aan hem voor een hogere prijs dan de werkelijke waarde, met een hypotheek van € 190.000,-, in een nadelige financiële positie verkeert.
Het hof overweegt dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat de getaxeerde waarde van de woning niet overeenkomt met de werkelijke waarde. De door de man gemaakte kosten voor onderhoud aan de woning worden niet in aanmerking genomen bij de bepaling van zijn draagkracht. Het hof concludeert dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn advocaatkosten voorrang dienen te krijgen op de onderhoudsverplichting. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de man zijn verplichtingen jegens de vrouw moet nakomen, ongeacht zijn financiële situatie.