Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de alimentatie voor de man is vastgesteld en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is behandeld. De vrouw is op 7 mei 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 februari 2015. De man heeft op 13 juli 2015 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 28 september 2015 ter terechtzitting behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten. De vrouw verzoekt om vernietiging van de bestreden beschikking, terwijl de man verzoekt om bekrachtiging.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 1999 gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn op 17 juli 2015 gescheiden. De vrouw heeft een fiscaal loon van € 53.764,- en de man heeft een klusbedrijf met wisselende inkomsten. De rechtbank heeft de behoefte van de man aan alimentatie vastgesteld op € 1.072,- per maand, wat de vrouw betwist. De vrouw stelt dat de man zijn verdiencapaciteit niet volledig benut en dat hij meer inkomsten kan genereren. Het hof oordeelt dat de man voldoende heeft aangetoond dat hij zijn verdiencapaciteit niet verder kan benutten en dat zijn behoefte aan alimentatie niet hoger is dan het door de rechtbank vastgestelde bedrag.
Daarnaast heeft de vrouw grieven ingediend over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarbij zij stelt dat de man de gemeenschap heeft benadeeld door geld over te maken naar zijn eigen rekeningen. Het hof oordeelt dat de man niet lichtvaardig heeft gehandeld en dat er geen sprake is van benadeling van de gemeenschap. De vrouw heeft haar verzoeken tot wijziging van de alimentatie en de verdeling van de gemeenschap niet kunnen onderbouwen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vrouw af.