Uitspraak
1.[appellant],
[appellant],
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
“zolang door de bodemrechter geen beslissing is genomen ten aanzien van de eigendom van genoemde boot”. Hoewel [appellant] zich primair op het standpunt stelt dat deze ordemaatregel ook geldig blijft gedurende de periode waarin het bestreden vonnis nog niet onherroepelijk is geworden, heeft zij - omdat volgens haar onduidelijk is wat de voorzieningenrechter met de term ‘bodemrechter’ bedoelt - zekerheidshalve onderhavige incidentele vordering ingesteld. [appellant] stelt recht en belang te hebben bij de verzochte voorlopige voorziening. [geïntimeerde] heeft immers in het als productie 10 bij de appeldagvaarding overgelegde e-mailbericht van 28 november 2014 te kennen gegeven, zakelijk, de boot te willen verkopen. Wanneer de boot wordt verkocht aan een derde terwijl naderhand blijkt dat [appellant] eigenaar is geworden van de boot, kan [appellant] slechts schadevergoeding van [geïntimeerde] vorderen. Bovendien is de boot een uniek en onvervangbaar object. Verder zit, en zat ook al in eerste aanleg, in het dossier een verklaring van [geïntimeerde] waarmee volgens [appellant] kan worden aangetoond dat de eigendomsoverdracht tussen [appellant] en [geïntimeerde] een fiduciair karakter heeft.